In de tijd van de Romantiek werd de literatuur niet alleen een spiegel voor het leven, maar ging men ook het leven zelf in het echt kopiëren zoals het in romans beschreven werd. In zijn biografie van Friedrich Schiller schrijft Safranski over het boek van Jean Paul over het leven van de gelukkige schoolmeester Maria Wutz in Auenthal. Deze Wutz bestelde regelmatig catalogi van boekenbeurzen. Omdat hij weinig geld had, schreef hij de daarin aangekondigde romans zelf. Daarbij raakte hij er steeds meer van overtuigd dat de teksten die zelf had geschreven de eigenlijke originelen waren.
Als hij dan de echte originelen onder ogen krijgt, beschouwt hij die als vervalste kopieën. Het origineel was hier kopie geworden en omgekeerd. Dat was de waan van de kopie, een proces dat fatale gevolgen kon hebben. Goethes boek Die Leiden des jungen Werthers (1774) leidde tot een golf van zelfmoorden onder adolescenten. De literaire suïcide werd gekopieerd in het echte leven. Die kopie moest ook zo exact mogelijk worden uitgevoerd. Zo hadden de jonge zelfmoordenaars in het spoor van de jonge Werther niet het boek van Goethe op tafel leggen, maar het boek dat de jonge Werther zelf in het boek van Goethe op tafel had liggen, toen hij zelfmoord pleegde, namelijk: Emilia Galotti van Lessing. Een mooier voorbeeld van ‘het Droste-effect van de waan’ is haast niet denkbaar.
Het authentieke is vaak niet authentiek, maar echter dan echt, en dus fake. Dat is een les die we van de Romantiek kunnen leren. Ich kehre in mich selbst zurück und finde eine Welt!’ riep de jonge Werther uit. Maar de authenticiteit die hij in zichzelf ontdekte heeft bij anderen toch vooral kopieergedrag teweeggebracht, dat niet alleen kon leiden tot een waanwereld maar ook tot zelfdestructie. Werther was is een jongeman die diep in zijn gevoelens leefde, sterk gevoelig was voor schoonheid, natuur en kunst, en worstelde met zijn plaats in de maatschappij. Hij werd verliefd op Lotte, een vrouw die al verloofd was met een ander. Zijn liefde bleef dus onbeantwoord, en dit veroorzaakte steeds grotere innerlijke spanningen.
In plaats van zich naar de buitenwereld te richten — die hij vaak als leeg, beklemmend of onbegrijpelijk ervaart — keerde de jonge Werther zich radicaal naar binnen, naar zijn eigen ziel. En daar, in die innerlijke wereld, vond hij rijkdom, betekenis, en zelfs een universum van gevoelens en ideeën. Die totale inkeer weerspiegelde tegelijk ook de Sturm und Drang-periode, waarin gevoelens, subjectiviteit en individualisme centraal stonden. In een notendop was dit de voorloper van de Romantiek, waarin de innerlijke wereld van de mens belangrijker werd dan de rationele orde van de Verlichting. Goethe liet zien hoe rijk en krachtig de menselijke binnenwereld kan zijn, maar ook hoe gevaarlijk het is om je volledig af te sluiten van de werkelijkheid.
Ich kehre in mich selbst zurück und finde eine Welt!
De laatste tijd moet ik vaak aan deze woorden denken. Door persoonlijke omstandigheden ben ik geneigd om mij wat terug te trekken in mijzelf en zelfs een tijdje te stoppen met dit weblog. Maar dan denk ik weer dat dit geen goede zaak zou zijn. Ik moet doorgaan… for better or for worse. En terwijl ik zo aan het aarzelen ben, kan het soms gebeuren dat ik overvallen word door een storm van onredelijke boosheid over mijzelf, het leven, de wereld… kortom over alles. Zodanig zelfs dat mijn innerlijk in toorn ontsteken kan.
Die stormwind van het gemoed manifesteert zich de laatste tijd ook in mijn dromen. Wie zich teveel keert in zijn innerlijk, maakt in zijn eigen zijn ziel de weerwolf wakker. Dat is de wijze les die Goethes Werther ons nog altijd leert. De Romantiek bracht schoonheid voort, maar ook lust, dood en duivel. Hoe dan ook, vannacht was hij er weer, die rare droom die wel vaker terugkeert in mijn leven. Hij gaat als volgt.
Ik zit midden in een filmopname. Of beter gezegd, ik zit er in opgesloten, want vluchten kan niet meer. Mijn huis is omgetoverd tot een Hollywood-achtige studio. In de tuin is een basketbalveld. Overal staan felle lampen en van die witte paraplu’s om het licht te weerkaatsen. Steeds maar weer dezelfde opname. Een hoofdzuster met een fout jaren vijftig kapsel spreekt de patiënten toe. Het was weer mis vannacht. ‘Geen gekeet meer in de slaapkamer! Het moet nu afgelopen zijn!’
Iedereen kijkt beteuterd in het rond. Plotseling gaat zij fel te keer tegen de Benjamin onder ons. Ze begint vals te dreigen met zijn moeder. Een grote indiaan kijkt toe en zwijgt. Hij wil basketballen. Ik weet het – en dat is het rare van deze droom – het is een film die ik ooit eerder heb gezien. Niet alleen in vorige dromen maar ook in het echt. Dat wil zeggen, in de bioscoop. In mijn droom speel ik dus mee in een film, die al bestaat, en toch moeten alle scènes telkens weer van voren af aan worden opgenomen. Het is echt en onecht tegelijk, een gefingeerde werkelijkheid die allang gebeurd is en toch opnieuw gebeuren moet.
Juist dat is het beklemmende. Alsof ik zit vast gegoten in mijn eigen leven, waar ik geen enkele zeggenschap meer over heb. Een déja vu in het kwadraat. Ik weet ook donders goed hoe de droom afloopt. Er wordt lobotomie toegepast. De voorhoofdskwab van mijn hersenen wordt operatief gescheiden van de rest. Daarna is mijn opstandig gedrag volledig verdwenen. Ik ben een zombie geworden. Alleen de indiaan weet te ontsnappen. Met zijn bovenmenselijke kracht breekt hij een wasbak uit de grond, en het water spuit omhoog.
Hoe vaak moet ik die droom nog dromen?
Van de week was het weer raak. Ik raakte verzeild in een ruzie met een man die ik al heel lang goed ken. Er was iets wat ik niet pikte. Tegelijk had ik het gevoel dat ik deze ruzie al talloze malen eerder had beleefd. Ik zag mezelf in de spiegel, terwijl ik me helemaal liet gaan. Alsof ik in de machinekamer van mijn woede was beland, terwijl ik tegelijk aan het stuur stond van een grote oceaanstomer. De droom liep niet goed af. Er werd met deuren geslagen en iedereen ging er zich mee bemoeien. Ik werd kwader en kwader en in mijn geest stak een storm op.
En toen gebeurde er iets merkwaardigs. Ik raakte geheel buiten mijzelf en richtte mij, in nog vuriger bewogenheid, opwaarts naar een onbekend domein van mijn gemoed, dat nu geheel in toorn ontstoken was. Daar schoot ik trapsgewijs door alle lagen van de voortwoedende geest, door de hel en ook door de hemel zelf, waaruit de zon, de maan en de sterren hun licht over de aarde laten stralen. En nog verder steeg ik op in mijn toorn.
Zo kwam ik aan in het gebied dat het verstand overstijgt, om het oord te bereiken van de onuitputtelijke overvloed, waar het woord blijft voortrazen en voortrazen… Eindeloos, en weer opnieuw. En terwijl mijn geest zo voort denderde en naar bedaren haakte, raakte ik iets aan dat mij tot dan toe geheel onbekend was. Ik slaakte een zucht door een algehele stoot van mijn hart, en keerde terug tot het gedruis van mijn mond, waar het woord een begin neemt en een einde krijgt in de waanzin…
Uiteindelijk kwam ik in een gekkenhuis terecht, waar ik mezelf zag zitten voor het bureau van een psychiater. Het was het intake-gesprek. De psychiater las een rapport voor dat hij over mij geschreven had, op basis van wat hij van anderen had gehoord. Dat rapport leek nergens op. De werkelijkheid was totaal verminkt. ‘Wat u te vertellen heeft,’ zei hij, ‘is op zich best interssant. Maar er zitten teveel waarheden in. Dat gaat niet langer zo.’ De psychiater liep de kamer uit en vertrok naar huis, maar ik kon hem nog net op zijn mobiel te pakken krijgen. Wederom was ik woedend, maar ik hield me nog redelijk in. Hoog in de hemel klonk een stem die mij bestraffend toesprak:
‘Wat gaat het jou aan? De waarheid is voor iedereen zichtbaar. Met een geheim heeft de waarheid niets van doen, want hij ligt zomaar voor het grijpen. Maar dat wil nog niet zeggen dat de waarheid gehoord wil worden. Wie de waarheid spreekt zal nooit waardering ondervinden. Integendeel, hij moet lijden. Want de waarheid doet pijn.’
Wanneer lukt het mij eindelijk eens om niet zo godvergeten kwaad te worden? Kwaad op God die dit alles bedacht heeft! En als die God niet bestaat: kwaad op de grondslag van dit goddeloze bestaan. Wat moet er nog gebeuren voordat ik in mijn dromen van rol verwissel en voor psychiater ga spelen in plaats van patiënt?
Ach, het zal wel, denk ik dan. Dit leven is bar en boos, en je kunt niet altijd krijgen wat je hebben wilt.