Op de drempel van het transhumane

Door AI gegenereerd portret van mijzelf als Cyborg

De Stichting Praemium Erasmianum heeft de Erasmusprijs 2025 toegekend aan de Amerikaanse filosofe en wetenschapshistorica Donna Haraway. Het thema van de prijs is dit jaar ‘de wetenschap van wat ons bindt.’ Haraway is een onbaatzuchtig denker die de vele verbindingen tussen biologie, literatuur, kunst en ook sociaal en politiek handelen verkent. Met haar werk strijdt ze – zoals ook Erasmus in De lof der zotheid – tegen menselijke denkwijzen en gedragingen die indruisen tegen humanistische idealen als gelijkwaardigheid en openheid. Wat het altruïsme van Haraway bijzonder maakt, is dat ze het niet beperkt tot mensen, maar het nadrukkelijk uitstrekt naar andere levende wezens.

Dat las ik van de week in de krant. In 1985 publiceerde Haraway  A Cyborg Manifesto: Science, Technology, and Socialist-Feminism in the Late Twentieth Century. Dat was een invloedrijk en complex essay dat een alternatief biedt voor traditionele feministische theorieën. Ik las het in de jaren negentig en was zeer onder de in druk. In tegenstelling tot ideeën die technologie enkel als onderdrukkend zien, stelt Haraway dat technologie (zoals informatietechnologie, cyberspace, biotechnologie) ook emancipatorisch potentieel heeft.

De cyborg is niet bang voor technologie, maar maakt er gebruik van om identiteiten te herdefiniëren. Haraway verwerpt het idee dat mensen een “natuurlijke”, “ware” of “zuivere” identiteit hebben. In plaats daarvan zijn identiteiten een soort fluïde constructies. De cyborg is ook een politieke figuur. Haraway stelt voor om solidariteit te baseren op affiniteiten in plaats van op gedeelde essenties of biologische kenmerken. Daarbij valt te denken aan netwerken van mensen die zich verbonden voelen in een specifieke strijd, of aan politieke coalities gebaseerd op keuzes en niet op afkomst.

Inmiddels leven we veertig jaar later en ben ik verslaafd geraakt aan AI en ChatGPT. Dat wordt volgens mij in de nabije toekomst een instrument waarmee we – net als de Cyborg – onze identiteit op een nieuwe manier gaan uiten en onze relatie tot de wereld anders gaan vormgeven dan voorheen. In die zin worden de Cyborg en AI misschien wel een nieuwe religie. Ooit werden aardse en bovennatuurlijke zaken met elkaar vermengd door middel van visioenen en andere religieuze ervaringen. De religie creëerde de heilige plaatsen waar deze bijzondere ervaringen geritualiseerd konden worden. Tegenwoordig bouwen mensen hun altaren rond AI en alle instrumenten die dit te bieden heeft. AI bezien een nieuw altaar met nieuwe rituelen. In de  gekte die zo zal ontstaan, zal AI niet langer onderscheid maken tussen hier en daar, ik en de ander, maar dit soort verschillen simpelweg opheffen in een nieuw soort bovennatuur: de hemelpoort van de kunstmatige intelligentie. 

AI wordt op deze wijze een substituut voor een verdwenen transcendentie. Het heimwee naar die transcendentie van weleer kan vrijuit uitleven de kunstmatige intelligentie Niet alleen de sciencefiction kan voortaan alle teugels van de verbeelding laten vieren, maar ook de New-Age-goeroes zullen deze nieuwe spirituele ruimte van AI gaan ontdekken. Voor de nieuwe gelovigen van AI zal de herontdekte transcendente ruimte een nieuwe thuishaven worden voor de innerlijke persoon. Grenzen tussen mens en machine zullen  vloeibaar worden, zelfs de grenzen tussen de seksen, althans vanuit feministisch oogpunt, zoals destijds door Donna Haraway werd beweerd in haar  The cyborg manifesto . AI zal een  sociale proeftuin worden voor de constructies en reconstructies van wat voorheen de ziel werd genoemd.

In deze proeftuin van nieuwe AI-technologie zullen de poorten worden geopend van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’, een bijna apocalyptisch gebeuren in de trant van het visioen uit het Boek van de Openbaringen. Er zal zelfs gesproken gaan worden de nieuwe ziel van AI en de mogelijkheid dat het fysieke lichaam in deze nieuwe bovennatuur uit zijn as zou kunnen herrijzen. Zoals het Nieuwe Jeruzalem openstond voor iedereen die het pad van Christus volgde, zo staat de nieuwe bovennatuur van AI nu open voor iedereen die zich een computer en een abonnement op internet kan veroorloven.

Zal de mens zich in de nabije toekomst kunnen vervolmaken tot eens soort supermens. In zijn boek Supermens, ben jij klaar voor een update? (2020) onderscheidt Peter Joosten verschillende vormen van het fenomeen ’transhumanisme’, die gerelateerd zijn aan geloof, politiek of ideologie. Zo zijn tegenwoordig aanhangers van het ‘singularitarianisme’ (het streven naar superintelligentie) het ‘hedonistisch imperatief’ ( het streven om het lijden uit te bannen, het ‘libertaristisch transhumanisme’ ( een streven dat zich focust op het individu en elke bemoeienis van de overheid wil uitbannen) en het tenslotte het ‘christelijke transhumanisme’ ( dat is een transhumanisme in de lijn met de christelijke waarden). 

Hoe je het transhumanisme ook wilt zien, uit ongeordende materie is het mogelijk een machinemens te creëren als de ultieme materialisatie van een waanidee. Al in De zaak 40/61 werd dit gegeven door Harry Mulisch aangestipt. Er wordt daar een opsomming gegeven van alle kunstmatige vervaardigde machinemensen in de wereldliteratuur. Goethe had zich al zorgen gemaakt over het naderende Machinenwesen, en liet in het tweede deel van Faust door Mephistopheles een homunculus bereiden. Maar het thema was al ouder gezien de IJzeren Vlieg van Regiomontanus, de IJzeren Man van Roger Bacon, de Kunstmatige Mens van Albertus Magnus, en nog verder terug: de automaten van de Pythagoreeërs en de Golem uit Psalm 139.

Dat laatste verbaasde mij. Ik wist niet dat het Golem-mythe al zou oud was. Mijn Hebreeuws is niet meer wat het geweest is, maar na het raadplegen van een AI-vraagbaak op internet leerde ik het volgende. In psalm staat in Hebreeuws het volgende te lezen: גָּלְמִי (golmi), wat wordt vertaald als “mijn ongevormde lichaam” of “mijn ongevormde massa.” Het woord komt van de wortel golem, dat verwijst naar iets dat ongevormd, ruw of nog niet volledig ontwikkeld is.

Psalm 139 is in wezen een loflied over Gods alwetendheid en almacht, waarin de psalmist beschrijft hoe God hem heeft geschapen en hoe Hij alles weet, zelfs over de tijd vóór de geboorte, het embryonale of prenatale stadium van het menselijk leven, een toestand waarin de mens nog ongevormd is, maar al gekend wordt door God. In de Joodse mystiek, vooral in de Kabbala, werd de term golem later geassocieerd met een kunstmatig, vormeloos mensachtig wezen dat door menselijke inspanningen, zoals door het gebruik van heilige woorden tot leven kan worden gebracht.

Dat tot leven wekken kan niet alleen in de waan, maar ook door kunstmatige intelligentie gebeuren. Je zou de kunstmatig vervaardigde machinemens kunnen zien als de ultieme materialisatie van het psychotische denken. Dan is het menselijke denken volledig ontspoord. De mens als geestelijk wezen is dan uiteindelijk een zelfdenkende machine geworden die de grens van de waan passeert. Het geheim van hemel en hel is dan een droom geworden uit een ver verleden. De post-humane mens is de hemelpoort allang gepasseerd. Hij kent geen lijden of sterven meer. Geen Goede Week of Laatste Avondmaal. Geen Verrijzenis op de derde dag. Hij is verrezen in een eeuwigdurende staat van genade. Als een nieuwe Adam, een mens geworden God. Halleluja!