Tien jaar geleden, in het voorjaar van 2015, ontving ik het bericht dat mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering helaas niet was bekroond met de Van Helsdingenprijs. Ik had het boek voor deze prijsvraag ingezonden onder het motto ‘wie niet waagt, die niet wint.’ Of om met Johan Cruijff te spreken: ‘Als je niet schiet, kun je niet scoren.’ Natuurlijk had ik tevoren ook wel een donkerbruin vermoeden dat mijn boek niet echt aan de voorwaarden voor deze prijs zou voldoen. Maar toch, je weet het maar nooit.
Ook Reve was een psychiatrisch patiënt en mijn boek ging uiteindelijk over gekte en geloof. Bovendien was een aanzienlijk deel van mijn boek (84 pagina’s) gewijd aan het onderwerp ‘Jung en het modernisme.’ René van Helsdingen (1915-2013), die zijn naam aan de prijs heeft gegeven, was een jungiaan. Hij heeft Jung meerdere malen persoonlijk ontmoet. In 1964 schreef hij een het boek C.G. Jung dat in Nederland veel invloed heeft gehad en vier keer is herdrukt. En in 1957 verscheen zijn Beelden uit het onbewuste, een geval van Jung.
Al in 1948 had Van Helsdingen het gedachtegoed van Jung leren kennen toen hij een cursus van Jolande Jacobi bijwoonde op de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden, zo Tjeu van den Berk in zijn boek In de ban van Jung. Ook Jung kwam daar wel eens om een lezing te houden. De Stichting Psychiatrie en Filosofie, die de Helsdingenprijs organiseert, is nauw gelieerd aan de ISVW in Leusden. Van Helsdingen overleed op 6 mei 2013, 97 jaar oud. Van den Berk schrijft daarover: ‘Toen sloot de laatste ooggetuige van Jung de ogen. Ik weet niet of op zijn begrafenis La Cathédrale engloutie gespeeld is, het zou om meerdere redenen een passend stuk zijn geweest.’
Kort voor zijn dood heb ik mijnheer Van Helsdingen nog even persoonlijk mogen ontmoeten. Dat was bij de prijsuitreiking van de Van Helsdingenprijs op het symposium Transformaties op 8 februari 2013. De jury had mij toen uitgenodigd om een inleiding te houden, omdat het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose dat ik schreef samen met Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf, nét niet in de prijzen was gevallen. Kennelijk is toen binnen de jury lang over ons boek gesproken, want de uitslag werd ons medegedeeld met een bijna verontschuldigend commentaar. Men was bijzonder gecharmeerd van dit boek, maar het was toch iets te verhalend van opzet en te weinig filosofisch. In het juryrapport werd over mijn bijdrage aan het volgende medegedeeld:
‘Huub Mous had zijn psychose in de jaren zestig, maar weet nog steeds gedetailleerd en met gepaste ironie en betrokkenheid deze te beschrijven. Meer dan Muntjewerf kijkt Mous terug op een religieuze of spirituele ervaring of openbaring. Net als Tellegen probeert Mous zijn psychose tegen de achtergrond van de cultuur en zeden van eind jaren zestig te plaatsen. Secularisatie en zelfontplooiing, in combinatie met een eigen eigenaardige psychische ontwikkeling zouden hun psychoses gestuurd hebben. Na een iets te lange uiteenzetting over de samenleving na de oorlog, schetst Mous zijn psychose, die – eigenlijk anders dan hij zelf beweert – een vlucht uit de tijd is, naar de tijd van Jeanne d’Arc, Augustinus en verder terug. De beschrijving van de innerlijke dynamiek van zijn psychose is als die van een mystieke of extatische ervaring. Pas wanneer de lezer duidelijk wordt waar en hoe die ervaring zich voltrok, krijgen we een beeld van iemand die ze wel ‘psychotisch’ noemen. Voor geïnteresseerden in de overeenkomsten tussen het onuitsprekelijke van mystiek en psychose is dit een aanrader.
De jury vond dit een geweldig boek, schitterend geschreven, en zeer inzichtgevend in ‘hoe het is om….’. Echter, al bij al is het geheel net teveel verhalend en beschrijvend, en te weinig (zelf)kritisch en onderzoekend, om in de prijzen te vallen.’
Dit is wat je noemt een spagaat. Een mooiere afwijzing voor een prijs heb ik zelden gelezen. Hoe dan ook, dat ik destijds bij de prijsuitreiking een verhaal mocht houden, heb ik ervaren als een soort troostprijs. Zoals gezegd, de oude mijnheer Van Helsdingen was daarbij zelf aanwezig. Hij zat in een rolstoel op de eerste rij en na afloop heb ik hem nog naar de uitgang geleid, die hij in dat wonderlijke gebouw waar wij toen zaten even niet meer kon vinden. Ook met enkele juryleden heb ik na afloop nog gesproken en zij raadden mij aan om de volgende keer opnieuw in te zenden. Weer kon ik mij toen niet aan de indruk onttrekken, dat het bij de eindbeoordeling kantje boord was geweest. Men zat kennelijk met mijn bijdrage in de maag. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, dacht ik.
Ook in 2017 was het bijna raak toen mijn inzending van het boek Jihad en verstandsverbijstering bijna in de prijzen viel. Dat boek ging over de psychiatrische aspecten van radicalisering en jihad-terrorisme. Als troost mocht ik toen een inleiding houden op een symposium over “Het Kwaad” in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (zie hier) en het jaar daarop zelfs op het internationaal symposium “Stranger in the City” in De Doelen in Rotterdam (zie hier).
Eerdaags zal er nadere informatie beschikbaar komen over de wat de jury van de Van Helsdingen-prijsvraag heeft bewogen om dit jaar een gedeelde hoofdprijs aan mij samen met Rob Sips toe te kennen. Het bericht is inmiddels al wel officieel bekend gemaakt, vergezeld van een korte toelichting. (zie: hier) Toch begrijp ik nog steeds niet hoe het me nu wél is gelukt om een zodanig manuscript in te zenden dat de jury niet langer om me heen kon. Eerlijk gezegd had ik de hoop al een beetje opgegeven. Het wordt nooit echt wat met mij, dacht ik dan. Dat gevoel heb ik al heel lang. Ik blijf maar naar een bevestiging zoeken, maar waarom eigenlijk? Vanwaar die nooit aflatende onrust?
Dit jaar word ik 78 en het houdt een keer op. Hoeveel tijd rest mij nog, zo denk ik wel eens. Ik heb nog lang geen zin om dood te gaan, maar als je eindeloos jezelf wilt bewijzen, wordt dat ook een beetje potsierlijk. Toch lijkt het me ook heel naar om geen enkel ideaal of doel meer te hebben. Als je meent alles bereikt te hebben, heb je uiteindelijk niets. Ach wat kan mij het ook schelen. Ik heb weer eens een feestje voor de boeg. De prijsuitreiking zal nog voor de zomer plaatsvinden op een nog nader te bepalen locatie in het centrum van het land. Het wordt tijd dat ik weer eens een mooi pak met nieuwe schoenen koop.