Ik reed met de bus over de Afsluitdijk. Een vliegtuig knipperde boven het IJsselmeer. Ik moest over kleur gaan schrijven, maar er kwamen geen beelden in mijn hoofd. Ik zag allen maar een zwarte hemel en een witte maan. Mijn verbeelding schoot tekort. Denkend aan kleur zag ik een lange dijk traag door oneindig waterland gaan. Kun je eigenlijk wel met woorden iets zinnigs zeggen over kleuren? Zijn kleuren niet zoiets als klanken en woorden, alleen maar bordjes met namen, etiketten die wij ergens op plakken zodat wij menen iets waar te nemen, maar waar we eigenlijk heel weinig van weten? Kun je een kleur verbeelden, oproepen voor je geestesoog? Sterker nog, kun je een kleur bedenken die niet bestaat of die nog nooit is gezien? Of zoals Otto Runge ooit zei:
“Als iemand zich een blauwachtig oranje, een roodachtig groen, of een geelachtig violet wil voorstellen wordt hem te moede als bij een zuidwestelijke noordenwind. Zowel wit als zwart zijn beide ondoorzichtig of stoffelijk. Wit water dat helder is zal men zich niet kunnen voorstellen, net zo min als doorzichtige melk. “
Met andere woorden, kleuren hebben kennelijk hun eigen logica, een soort kompas, een windwijzer, een systeem in de ruimte met boven en onder, links en rechts, noord, zuid oost en west. Er is een denkbeeldige aardbol waar je ze op kunt uitzetten, variërend in toon, gradatie, helderheid, alles precies geordend volgens exacte coördinaten. Het geel hier, het blauw daar. Hier ligt het nu, hier ligt het later. Maar zitten de kleuren zo in elkaar? De woorden gaan hun eigen weg, de taal heeft zijn eigen systeem, om van het oog maar te zwijgen. Wat gebeurt er allemaal tussen netvlies en cortex als we het hebben over kleuren?
De bus reed van Zuidzuidwest naar Noordnoordoost en ik probeerde me de kleuren aan de hemel voor te stellen die bij deze coördinaten horen. Kornwerderzand schiet voorbij en ik zie niets dan duisternis en een vale maan aan de hemel. De woorden gaan op reis en ik word overstemd door geluiden, tonen en ritmes die kleuren voorstellen. Ze schieten voorbij als klanken met een eigen coloriet, geluiden die mijn verhaal overspoelen, als golven die aanzwellen vanuit een hoek van de ruimte om allengs de overhand te nemen en mij voorgoed doen verdwijnen in de nacht, als kleuren die vervagen totdat de aarde valt, zwart, blauw, geel, okergeel, ultramarijn, titaniumwit, bordeauxrood, aubergine, cadmiumgeel, nachtblauw, korenblauw, oranje, oranje, azuur, rood, geel en blauw, paars, beige, rood, oranje, geel groen, blauw, violet, purper, scharlaken, kardinaalrood, pioenrood, tomaatrood, schaamrood, hagelwit, kastanjebruin, pimpelpaars, grijs, grijs, grijs, appelgroen, steenrood, bladgroen, goud, zilver, kalkwit, hemelsblauw, gifgroen, kastanjebruin, reebruin…
Op 19 april 2008 was het zover. In het Fries Museum werd de tentoonstelling De kleur van Friesland geopend. Gedeputeerde Jannewietske de Vries nam mijn boek in ontvangst. Verder was het één grote reünie. Kunstenaars, die elkaar soms in jaren niet gezien hadden, zagen elkaar terug in de zaal waarin hun werk bijeen was gebracht. Geart de Vries maakte een mooie documentaire en bij de opening hield Josse de Haan een fraaie toespraak. Ikzelf hield het kort. Mijn directeur was er niet. Ze was plotseling geveld door de griep. Piet Meerdink stond als voorzitter van het bestuur van Keunstwurk als een politieagent naast het spreekgestoelte. Hij was kennelijk bang dat ik iets verkeerds zou zeggen. Maar dat genoegen gaf ik hem niet natuurlijk. Trouwens, de meeste aanwezigen wisten waarschijnlijk niet eens wat Keunstwurk was.
Al met al leek het wel een afscheidsreceptie. Maar dat was het niet. Het was gewoon de opening van een tentoonstelling. Eerder een doorstart dan een afscheid, wat mij betreft tenminste. Veel mensen echter hadden dat anders opgevat. Ik merkte het al bij het binnenkomen. Iedereen wilde mij de hand schudden, een bloemetje geven of een flesje wijn. Of gewoon er zijn en zeggen dat alles goed was geweest in al die dertig jaar. In totaal 330 mensen waren er op afgekomen, zo hoorde ik later. Soms had ik het idee dat ik rondliep op mijn eigen begrafenis. Het ontbrak er nog maar aan dat een kist met bloemen in de tunnel van het museum stond opgesteld.
De warme zomer van 2008 die erop volgde was lang en ik las de verzamelde werken van Gerard Reve. Er moest immers een nieuw boek komen, dat overigens pas in 2013 zou verschijnen. Maar dat is een ander verhaal. Nadien zouden er nog vijf boeken het licht zien. En inmiddels liggen er al weer twee manuscripten op de plank te wachten op uitgave. Dus de datum van mijn begrafenis staat nog niet aangekondigd, mocht ik daar als gewone sterveling al iets over te zeggen hebben. Gezondheid is geen verdienste, en je moet de goden nooit verzoeken. Maar oud worden vind tot nog toe best aangenaam. “Tachtig, prachtig!” hoorde ik gisteren iemand zeggen die net zo oud is als ik.
P.S. Gisteren ontdekte ik ook op YouTube een interview uit juni 2008 voor Omroep Mercurius. Zestien jaar geleden alweer. Wonderlijk om jezelf zo terug te zien. Kleuren verbleken en schepen vergaan. De tijd vliegt en is onherroepelijk. Het filmpje is wegens auteursrechtelijke bescherming niet op mijn site te plaatsen. Vandaar een verwijzing met een link.
Zie hier: De kleur van Friesland