Willem Haanstra over Titus Brandsma

Ook ik heb me de laatste tijd verdiept in Titus, en dan met name in zijn jeugdjaren. Daar is merkwaardigerwijs weinig tot niets over geschreven en van bekend. Ja, Crijnen gaat er in zijn boek (dat ver boven alle tot nu toe verschenen boeken over Titus Brandsma uitsteekt) op in. Ik heb geprobeerd meer daar meer over te weten te komen en zette dat op ‘papier’. Misschien heb je belangstelling in wat ik schreef? 

Dit mailtje ontving ik gisteren van Willem Haanstra uit Bolsward. Met zijn toestemming publiceer ik hierbij zijn tekst, met de bijbehorende foto’s.

Titus Brandsma, een wereldvreemde jeugd

Fam. Brandsma 1890 (fotocoll. Titus Hettinga).

’t Is donker, druilerig en koud op die vroege ochtend van woensdag 23 februari van het jaar 1881. Het is half vijf in de ochtend en op een stelpboerderij in de oude gemeente Wonseradeel komt een jongetje ter wereld. Oegeclooster, zo wordt de boerenplaats officieel genoemd, net over de gemeentegrens ten oosten van het Friese stadje Bolsward. Het blijkt een fysiek kwetsbaar kind. Mede daarom laten de ouders, het boerenechtpaar Titus Brandsma en Tjitje Postma, het kind al dezelfde ochtend dopen. De volgende dag doet vader Titus in Witmarsum, de hoofdplaats van Wonseradeel, op het gemeentehuis aangifte van de geboorte, het vijfde kind van de Brandsma’s. De wereldse naam wordt Anno Sjoerd. Op 15 mei 2022 werd Anno Sjoerd, als Titus Brandsma, met negen anderen, door paus Franciscus heilig verklaard tijdens een mis op het Sint-Pietersplein te Rome. Een zeer bijzondere gebeurtenis in de Friese rooms-katholieke wereld. Daarover is veel geschreven, over zijn jeugd echter heel weinig.

Cornelius van Hout, pater Minderbroeder die Anno doopte

Het gezin Brandsma 

Het gezin van veehouder Brandsma zal na Anno Sjoerd er nog een jongetje bij krijgen, Hendrik (1882-1959). De vier oudsten waren de meisjes Boukje  (1873-1939), Apolonia (1874-1970), Gatske (1878-1960) en Siebrigje (1880-1939). Ze groeien op binnen een zeer gesloten gezin, waar alles van buiten het liefst ook buitengehouden werd. Het is de periode waarin het katholieke patriarchaat bezig is een inhaalstrijd te leveren om de religieus achtergestelde positie te herstellen. Die strijd is ook duidelijk bij de Brandsma’s te herkennen. 

De rolverdeling was duidelijk: vader de grote regievoerder op de achtergrond, die de maatschappelijke, en vooral kerkelijke, banden onderhield, het vee verzorgde en de sjees, als verbinding tussen Oegeclooster en de buitenwereld, bestuurde, en de moeder als hoedster van gezin en erf. De moeder, Tjitje (1849-1933), zal een heel belangrijke rol spelen in het leven van de latere mysticus Titus Brandsma. Naast uiterst vroom was ze eveneens uiterst zorgzaam voor de kinderen in hun zeer beperkte wereld: de boerderij, de kerk, de school. Een heilige drie eenheid, die het verdere leven van alle de zes kinderen zal bepalen. Van de zes gaan vijf kinderen het klooster in. Het zesde zal, min of meer door de vader opgelegd, trouwen met een boerenzoon uit Burgwerd en daarmee in 1903 het boerenbedrijf overnemen. Vader en moeder trekken zich terug in een woning aan de Kleine Dijlakker, op nummer 36, in Bolsward, schuin tegenover het kerkje dat eveneens een groot stempel heeft gedrukt op het geslacht Brandsma: de Sint Martinus.

Oegeclooster

In de geboorteakten van de kinderen wordt als geboorteplaats aangegeven Oegeclooster, met een c. Later zal op diverse wijzen de naam worden geschreven: Oegeklooster, Ugoklooster, Oegekleaster… De naam duidt in ieder geval op een klooster waar ene Ugo, Oege, bij betrokken is geweest. Het gebied Oegeclooster, ten oosten van Bolsward, ten zuiden van de Kloostervaart en begrensd door de oude Macadamweg, de Snekerweg, waar in die tijd al een stoomtram dienst deed, bestaat uit een drietal boerderijen en een arbeiderswoning. Nog steeds valt de verbinding te leggen tussen de Brandsma’s die sedert 1820 daar woonden en de huidige bewoners: Terwischa van Scheltinga, Brandsma en Hettinga. De laatste familie is een rechtstreekse nazaat van Titus Brandsma, via de enige getrouwde dochter Gatske.

Het gebied is in de late middeleeuwen o.a. gebruikt als vrouwelijk uithof van het grote Oldeclooster, voorbij Hartwerd. 

Moeder Tjitje

Moeder Tjitje zal Anno’s verdere leven als religieus richtsnoer dienen. Na zijn intrede bij de Carmelieten zal Maria zijn houvast en richtsnoer zijn, wat zich eveneens uit in zijn bewondering voor Teresa van Avila, dat duidelijk is terug te voeren op moeder Tjitje. Zoals gezegd, ze was overbezorgd ten aanzien van alle de zes kinderen. Dezen werden direct na schooltijd op het eigen boerenhiem terug verwacht. Elders spelen, laat staan in die gevaarlijke stad, was niet aan de orde. Vriendjes en vriendinnetjes werden niet verwelkomd op Oegeclooster. Dat alles had ook tot gevolg dat onder en na schooltijd er geen gelijkwaardig contact bleek te zijn tussen de kinderen Brandsma en de stadsjeugd. Ook de inwonende boerenknecht en de dienstmeid, die door moeder Tjitje zeer zuinig, ook financieel, werden behandeld, mochten zich niet met de kinderen bemoeien.

De diep religieuze inbreng van de moeder werd overgenomen en doorgegeven door de zusters van Titus, die daardoor opgevoed werd door een kwintet vrome vrouwen, bij wie Maria diep vereerd werd.

Vader Titus

Zoals gezegd, vader Titus (1843-1920), een wat hoekige man, introvert en ook uiterst religieus, had een ietwat wijdere blik op de wereld buiten Oegeclooster, met name de katholieke. In het verenigingsleven was hij actief bestuurder van de r.k. kieskring rond Hartwerd, een naburig dorpje. Deze kieskringen, later opgegaan in de voorloper van de K.V.P., de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), waren sinds kort toegelaten tot het publieke politieke bestel in Nederland. Het lukt Titus Brandsma om lid van de gemeenteraad van Wonseradeel te worden, van 1884 tot 1899. Hij speelt daar geen opvallende rol. Wie de raadsnotulen over deze periode leest, herkent een bescheiden politieke positie van Brandsma. Soms is hij principieel (zo wil hij als enige het openbare schooltje in Exmorra behouden), meest meegaand, even introvert als thuis. Vader is dus degene die een weliswaar beperkt aantal wereldse zaken Oegeclooster binnenbrengt, maar wel altijd beschouwd door een sterk religieuze bril. Actief was hij ook, tot zijn dood in 1920, als kerkbestuurder.

Lagere school 

De leerkrachten van de katholieke school waar Titus bij in de klas heeft gezeten (fotocoll. Peter Mulder).

De lagere katholieke school, ingezegend in 1880, waar alle kinderen hun schooltijd geheel of grotendeels doorbrachten, lag wat excentrisch van waar zich het roomse leven in die tijd afspeelde, de Grote Dijlakker. Het relatief forse gebouw kwam te staan op de zuidelijke flank van de oude, vroegmiddeleeuwse handelswierde, ruwweg lopend van wat nu de Blauwpoort is, via de Dijkstraat, over Hoog- en Heeremastraat, tot ongeveer aan, of achter, de plek waar de Broerekerk zich bevindt. Het was een gemengde school, dat wil zeggen dat de jongens en meisjes gezamenlijk deze school bezochten. Al snel na 1900 zullen de meisje apart van de jongens schoolgaan. Opvallend, voor die tijd, was de aanwezigheid van een schooljuf. Niet dat zij direct op dezelfde schoolfoto kwam te staan als de andere, mannelijke, leerkrachten, maar afkomstig uit de vooraanstaande notarisfamilie Bruinsma werd ze wel aangenomen om, ook gemengd, les te geven. Of Anno Sjoerd de dan al aanwezige katholieke bewaarschool heeft bezocht, is onduidelijk. Dit schooltje bevond zich achter de oude Sint Franciscuskerk, was een overblijfsel van een eerder schuilkerkje en om er te komen, passeerden de kleine kinderen een Mariabeeld, ingemetseld in een nis in de muur van de kerk. Er werd verwacht dat de kinderen dan hun hoofddeksel lichtten, uit eerbied voor Moeder Maria. Ook daarmee zou Anno Sjoerd dus kennis hebben kunnen maken met Maria?

De schoolgaande kinderen Brandsma liepen dagelijks naar school over modderige paden, later vermaakt tot verharde kerkenpaden, in weer en wind, langs het vee en door houten hekken; het zal een half uur lopen zijn geweest om de school te bereiken, vier keer per dag…

Het ruime zicht rondom zal als baken het silhouet van Bolsward hebben gehad, met torentjes van het stadhuis en een aantal kleinere kerkjes, naast de imposante kerkburcht van de Sint Maarten. Via de Snekerpoort kwamen ze Bolsward binnen. Op de terugweg diende Oegeclooster als lonkend perspectief: warme melk en de even warme liefde van Tjitje.

De Sint Martinuskerk

Sint Martinuskerk 1905 en Kerkinterieur 1849, waar Titus gedoopt werd door Van Hout (fotocoll. Tonnie Siemonsma).

Als er één kerk genoemd mag worden als innig verbonden met de Brandsma’s dan is dat wel het uit 1850 daterende Waterstaatskerkje van architect Molkenboer. Het verrees op de plek van een katholiek schuilkerkje dat daar stond. Het kerkje werd ook Mijnherenkerk genoemd, want aanvankelijk gewijd aan de Wereldheren, of later Boerenkerk, omdat veel boeren ten noorden en oosten van de stad hier geacht werden ter kerke te gaan. Toen Anno Sjoerd gedoopt werd, een ietwat gehaast gebeuren, gebeurde dat door de Franciscaner pastoor Cornelius van Hout. Franciscaan, omdat het kerkje pas was gewisseld van orde: de Minderbroeders losten de Wereldheren af.

Bijzonder, dat kerkje. Allereerst omdat de Brandsma’s hier alle zon- en feestdagen, maar ook doordeweeks de diensten bezochten. Dat ging als volgt. Het hele gezin werd genesteld in de boerensjees. Getrokken door twee paarden. Vader als koetsier, onder de overkapping; dicht opeen, de rest van de familie. Een ooggetuige verklaarde dat het steevast de gewoonte was dat onderweg met de rozenkrans gebeden werd tot Maria, hetgeen een grote indruk op de jonge Anno moet hebben gemaakt: Moeder Maria…

Over nog onverharde kerkenpaden bereikte de houten kar de bebouwde rand van Bolsward, vlak voor de Snekerpoort. Daar was een uitspanning gevestigd, op de plek van de latere Groene Weide, waar de sjees werd gestald. Vervolgens liep het gezin, vader en moeder voorop, plechtig via de toenmalige Dijk, langs de Snorkstraat en de Grote Dijlakker, naar het Sint Martinuskerkje, schuin tegenover de imposante gothische Sint Maartenskerk. In volle overgave lieten de Brandsma’s de mis op zich inwerken. Opvallend, voor die tijd zeker, was dat vader Titus weigerde plaats te nemen op de rij met kerkbestuurders en andere notabelen, zoals de gewoonte was: hij bleef, tot aan 1920, naast zijn vrouw plaatsnemen!

Zeer vermeldenswaard is dat de beide broers, Anno, dan Titus geheten, en Hendrik, dan Henricus, beiden hun eerste mis opdienden in deze, je zou bijna zeggen, familiekerk. Titus, als Carmeliet, in 1905 en Henricus, als Franciscaan, in 1909.

Gelet op de band tussen Titus en de Sint Martinuskerk zou het bijzonder passend zijn geweest om een zo mogelijk compleet en overzichtelijk Titus Brandsma Museum te vestigen op deze plek, met ook de voorwerpen die elders ondergebracht zijn hier opgesteld. Het stadhuis als Museum, zoals nu het geval, is een ietwat merkwaardige combinatie: de band van Titus Brandsma met de wereldlijke gemeente is een kunstmatige!

Slot

Een wonderlijke levensreis was het die de aanstaande rooms-katholiek Heilige Titus Brandsma aflegde. Leidend daarin zullen zijn jeugdjaren zijn geweest, waarin de overbezorgde moeder, in haar liefde voor Maria, en de introverte vader, die religieuze wereldliteratuur op zondagen als pedagogisch element inbracht en de schakel tussen de bekrompen, vrome wereld van Tjitje en de rooms-maatschappelijke inbreng van buiten de boerderij vormde. Daarmee de bodem leggend onder het latere katholieke wereldbeeld van de Mysticus, Hoogleraar, schrijver en Carmeliet Titus Brandsma. Evenals voor zijn broer en drie van de zusters was ook door hem slechts één levenspad te bewandelen: een leven gewijd aan, voor en met de rooms-katholieke kerk. 

Tijdens de laatste 20 jaar van zijn leven verschoof zijn aversie tegen maatschappelijke ontwikkelingen (antisocialistisch en antiliberaal), na een aanvankelijke onverschilligheid ten aanzien van het opkomende nazisme, naar fel antifascisme, met name ingegeven door de bemoeienissen van de Duitsers met de aanvankelijk vrije katholieke pers. Daartegen, evenals tegen de jodenvervolgingen, liet hij in woord en op papier zijn diepste afschuw blijken. Daarbij speelde de ietwat merkwaardige houding van, dan aartsbisschop, De Jong een bijzondere rol. 

Langs hoogte- en dieptepunten liep dat pad  vanuit dat veilige Oegeclooster langs Megen, Boxmeer, Rome, Oss en Nijmegen, om op tragische wijze te eindigen, via Duitse gevangenissen, in vernietigingskamp Dachau. 

Op zondag 26 juli 1942 stierf  de fysiek kwetsbare, maar geestelijk standvastige Anno Sjoerd Brandsma, mogelijk, niet zeker, na een dodelijke injectie hem toegediend.

Willem Haanstra

Reageren is niet mogelijk.