Overal en nergens
De waan wordt niet veroorzaakt door een gebrek aan informatie, maar door een overload. Wat betekent dat? Het is niet een teveel aan input waardoor de geest ontspoort, maar door een gebrek aan samenhang in wat er op hem afkomt. Maar wat is dan het verband der dingen in wat er op hem afkomt? In zijn roman De man zonder eigenschappen begint Robert Musil het eerste hoofdstuk met een weerbericht ‘waarbij isothermen worden aangegeven, de vochtigheid wordt gemeten en de temperatuur van de stad wordt opgenomen.’ Zo moet het ook zijn met het verband dat altijd aanwezig is in een aaneenschakeling van ogenschijnlijk willekeurige gebeurtenissen.
Ons brein zit zo in elkaar, dat wij telkens weer verbanden gaan zien, ook als die er helemaal niet zijn. Tussen een vlinder die wegvliegt in een zomers park in Peking en een orkaan die opsteekt in het middenwesten van Amerika, ligt hoe dan ook altijd een verband. Er bestaat geen zinloze aaneenschakeling van toevallige gebeurtenissen. Alles maar dan ook alles kun je aan elkaar plakken met de lijm van oorzaak en gevolg, al is de logica van die lijm soms ver te zoeken.
In de afgelopen week heb ik in een dag in de trein gezeten en een dag in de auto. Ik heb Amsterdam en Arnhem gezien, twee boeken gelezen, kilometers gelopen en een groot aantal mensen gezien, vluchtige passanten wachtend op perrons of naast je zittend met een mondkapje op in een stiltecoupé. Nu ik weer terug ben maak ik de balans op. Wat ben ik wijzer geworden, zo vraag ik me af.
Als ik mijn aantekeningenboek doorkijk dat ik op reis altijd bij me heb, dan lees ik van alles. Ik leg verbanden tussen gebeurtenissen. Ik probeer oorzaken te zien en gevolgen. Ik trek lijnen in mijn eigen leven en maak aantekeningen over de overeenkomsten en de verschillen die ik zie tussen vroeger en nu. Maar wat is de zin van dit alles? Waarom ben ik altijd op zoek om een zin of een betekenis te vinden in een leven dat op de keeper beschouwd niet meer is dan een toevallige aaneenschakeling van gebeurtenissen. Het toeval van de werkelijkheid is de laatste eigenschap van de werkelijkheid die een mens wil aanvaarden. Altijd maar weer moet er sprake zijn van een verband, liefst een bezield verband.
Maar het tegendeel is het geval. Alleen al het bewustzijn zelf is een voortdurende windvlaag. Telkens weer sleurt het me mee in alle richtingen, maar hoe dan ook om naar buiten te gaan, om aan mezelf te ontsnappen. En dat terwijl ik heel goed weet dat ik de waarheid – zo hij bestaat – niet moet zoeken door naar buiten te gaan, maar naar binnen, in mijn diepste zelf. Niet in het hoofd, maar in het hart. Telkens weer wil ik weten hoe dingen gegaan zijn als ze gegaan zijn, maar telkens weer als ik denk me ergens aan vast te kunnen grijpen, glipt het weer tussen mijn vingers weg. Hoe meer ik beweeg, hoe minder ik ik grip heb op mezelf. En hoe meer ik stilsta, hoe meer ik alles zie bewegen in een draaikolk om me heen. Ik word gejaagd door de wind, maar de wind dat ben ikzelf.
Hoe ouder ik word, hoe meer mensen om me heen wegvallen. Het leven wordt leger. Tenminste, wat bekenden en geliefden betreft. Anderzijds wordt het reservoir met liefdevolle herinneringen steeds voller. Soms denk ik wel eens aan mijn eigen dood. Niet te lang, want denken aan de dood moet je niet te veel doen. Het valt me op dat het denken over andermans dood mij makkelijk afgaat dan het denken over mijn eigen verdwijnen in de tijd. Wel heeft de corona-crisis mij andermaal doordrongen van de tijdelijkheid en de kwetsbaarheid van het leven. Het leven is een uitzondering in de natuur. Dood is van begin af aan de regel. En hoe ouder ik word, hoe meer ik mij van die levensregel bewust word.
Op mijn laatste terugreis naar Leeuwarden tekende ik een schema van mijn leven. Ik tekende de toppen en de dalen, de stabiele periodes en de diepe depressies, de periodes van stagnatie en die van Sturm und Drang. Vooral aan die stormachtige periodes denk ik soms met enige weemoed terug. Het is de storm van de liefde waarvoor geen medicijn bestaat. Hoe zei Nietzsche het ook alweer? ‘Je moet chaos en razernij in je binnenste hebben om het leven te schenken aan een dansende ster.’
Maar wie de feiten uit het verleden wil ordenen in een chronologisch stramien stuit op een probleem. Er ontbreekt iets: het verband. Het weergeven van de geschiedenis ontkomt niet aan interpretatie, dat wil zeggen: weglaten, benadrukken, uitvergroten en minimaliseren. Wie het verhaal van zijn leven wil navertellen, vertelt een geschiedenis van feiten die in feite beschreven worden als fictie, en niet een exacte chronologie van de feiten, want dat zou niet te lezen zijn. De geschiedenis heeft een mythe nodig. De tijd bestaat niet in onze geest. Wij manipuleren voortdurend tijd door er een andere volgorde aan te geven. Schrijven is spelen met de tijd.
Ook mijn dagelijks feuilleton op dit weblog is een tijdslaboratorium. Ik kan aan de knoppen draaien als het om de weergave van het verleden gaat. Dat betreft niet alleen de geschiedenis als geheel, maar vooral ook mijn persoonlijk verleden. Niet alleen de feiten in de buitenwereld, maar ook de ervaringen in de werkelijkheid van mijn eigen bewustzijn, mijn geheugen, mijn ziel. In dat opzicht heeft het verleden meer weg van een droom dan van een calendarium. De tijd keert zich voortdurend om als ik terugkijk in de tijd.
Onderwijl wordt mij het zicht ontnomen op de onomkeerbare tijd die er ooit in het heden is geweest. Dat was de tijd toen het panorama van de geschiedenis nog niet onttoverd was door de voortgang van de tijd, toen de hemel nog daarboven was en de aarde hier beneden, beide met elkaar verbonden in een verticale as, die even omkeerbaar was als de horizontale as van de tijd die almaar voortgaat en voortgaat… als een kraan die altijd openstaat…als een badkuip die langzaam leegloopt…
In de trein naar Leeuwarden tekende ik ook een schema van het gezin waarin ik opgroeide als jongste zoon tussen vier oudere zussen. Maar wederom zag ik het verband niet. Ik was overal en nergens en het enige wat ik zag waren de lijnen van een patroon zoals ook Robert Musil die tekende in het eerste hoofdstuk van zijn roman De man zonder eigenschappen: de lijnen van een weerbericht…. ‘waarbij isothermen worden aangegeven, de vochtigheid wordt gemeten en de temperatuur van de stad wordt opgenomen’.