Ach, alles draait om me heen!

Het is een gemeenplaats om te zeggen dat de grenzen tussen het gezond verstand en de waanzin vaak flinterdun zijn. Neem nou de levens van Hitler en Wittgenstein – de twee klasgenoten op de lagere school in Linz. Zij vormen elkaars spiegelbeeld. Wat bij de een ontaardde in de horror van de waanzin, leidde bij de ander tot een geniale doorbraak in de filosofie. Maar ook hier raken de twee uitersten elkaar. Poppenkast en het werkelijke leven, waanzin en gebrek aan humor…  er lopen grillige verbindingslijnen tussen de absurditeit en de logica. Hoe is de puzzel te leggen waarin dit een totaalbeeld wordt? Er is geen totaalbeeld. De puzzel is op duizenden manieren opnieuw te maken en telkens weer ontstaat er een ander beeld. Als A =B en B = C dan is A nog niet C. In het denken kunnen onverwachte koppelingen ontstaan door het maken van ondergrondse paardensprongen. De lijn van de redenering waaiert voortdurend uit. Het figuurlijke is soms letterlijk en het letterlijke kan ook figuurlijk zijn. Zo ontstaat uit de meest wonderlijke ordeningen een spetterend vuurwerk van gedachten dat voor even straalt aan het firmament in een tijd van rizomatische waanzin.

‘Wie vond ooit door te zoeken,’ schreef Slauerhoff in zijn verhaal Larrios. ‘Ik zoek niet, maar ik vind’, zei Picasso. Die ontdekking heeft misschien wel aan de basis gelegen van de kunst van de twintigste eeuw. Het is een geaccepteerde vorm van schizofrenie, de ontdekking dat je niet gebonden bent aan strakke patronen van het verstand om de werkelijkheid te begrijpen of te verbeelden, maar dat je die werkelijkheid misschien wel veel beter begrijpt door die patronen juist los te laten en je eigen intuïtieve spoor te volgen. Je hoeft wereld niet op te vatten, zoals je haar in de logische wetten krijgt voorgeschoteld. Je kunt ook een andere leidraad volgen: het toeval, je eigen emotie, de deconstructie, de montage, de collage, het rizoom.

Wat is een rizoom? Volgens Gilles Deleuze (1925-1995) verbindt een rizoom voortdurend semiotische schakels met elkaar en is vergelijkbaar met een onderaardse stengel die bestaat uit grote en kleine wortels. Het rizoom is niet onderworpen aan een structureel of generatief model. Het is een metafoor die past bij de ‘decentrering’ in het denken, die in het postmodernisme school zou maken. Door de afwezigheid van een centrum of oorsprong kan alles een discours worden. Er is geen middelpunt. Geen macht. Geen vertrekpunt en geen bestemming. In tegenstelling tot het hiërarchische en gecentraliseerde denken heeft het rizomatische denken geen centrum, maar een gedecentreerde ‘non-locatie’, waardoor een oneindige uitwisseling van tekens plaats kan hebben. Voor Deleuze is het verlangen intrinsiek verweven met het rizomatische denken, dat altijd beweeglijk en voortdurend productief is. Het rizomatische denken verzet zich tegen de macht van de staat die zichzelf representeert in theorie en ideologie.

Deleuze is de filosoof van het mengen, besmetten, verknopen en koppelen. Zijn ideeën zijn zeer omstreden. Ze worden verguisd als cryptisch en duister of bewonderd als profetisch en visionair. ‘De volgende eeuw zal deleuziaans zijn’, zei Foucault. Tegenover het westerse redeneren in termen van hiërarchie, identiteit en oorsprong plaatste Deleuze de filosofie van de nomade, het verschil en het centrum-loze netwerk. Veel hedendaagse gedachten over de vruchtbare ‘besmetting van culturen’, het mixen van traditie en experiment, van het allochtone en autochtone zijn van oorsprong deleuziaans. De meltpot van beeldcultuur en nieuwe media is een ‘rizomatisch universum’ dat een nieuw soort intelligentie vereist. De generatie Einstein denkt rizomatisch, dat wil zeggen: out of the box en ondergronds.

Als je Deleuze nu herleest en opnieuw kennis neemt van zijn radicale verzet tegen het totaliserend en hiërarchisch denken, dan is het moeilijk om je daar de politieke consequenties van voor te stellen. Toch zouden die volgens Deleuze vanzelf gaan komen. Zo niet goedschiks, dan kwaadschiks. Linksom of rechtsom, Deleuze wist dat hij vanzelf gelijk zou krijgen, want de westerse structuren van de macht passen niet bij de ontwikkeling die ook in het westerse denken zelf gaande is. Bij totalitaire structuren al helemaal niet.

Deleuze verzette tegen elke vorm van totaliserend denken, maar hij zag ook dat een gevaar school in de totalitaire verleiding van het rizoom. Deleuze zette Nietzsche opnieuw op de troon van de filosofie. Hij zag de grote leugen die aan ons rationele denken ten grondslag ligt en vreemd genoeg zag hij juist in de recente ontwikkeling van de wetenschap een bevestiging van zijn eigen ‘rizomatische denken’. Deleuze dacht ook na over de verknoping van ruimtes, reële en virtuele ruimtes, openbaar en privé, niet alleen in de semiotiek, maar ook in de virtuele wereld van de nieuwe media. Hoe die ruimtes precies met elkaar verbonden zijn is nog altijd niet helemaal duidelijk. Het is een raadselachtige verknoping die we doorgaans heel normaal vinden. 

In feite gaat het om verknopingen van betekenisruimtes zoals die eerder beschreven in de filmtheorie. Lang is gedacht dat het filmische beeld een afspiegeling was van de echte wereld. Wie een film ziet kijkt naar een scherm en dat scherm fungeert als een spiegel. Deze spiegel weerkaatst niet het licht uit de echte wereld, maar vervormt haar in de ondoorzichtige mediale barrière die eigen is aan het medium zelf (in dit geval het bewegende filmbeeld). Deze theorie is mimetisch van aard. In essentie komt deze theorie neer op een proces van representatie. Ik zie een auto door de straat rijden. Die auto heeft ooit in de echte wereld gereden en verbeeldt nu iets anders in een filmverhaal. 

Deze theorie klopt niet volgens Deleuze. Het gaat bij het filmbeeld niet om de tegenstelling tussen ‘filmbeeld als spiegel van de echte wereld’ en de ‘echte wereld’, maar om de tegenstelling tussen ‘een actueel veld’ (bewustzijn) tegenover een ‘virtueel veld (bewegend filmbeeld). Tussen die twee polariteiten kunnen zich allerlei verknopingen gaan voordoen, als een film daadwerkelijk wordt vertoond. Dan voltrekken zich nieuwe processen tussen het bewegende filmbeeld en het actuele bewustzijn van de kijker. Deze nieuwe processen zijn zeer complex  en rizomatisch van aard. Het zijn een soort verknopingen die voortwoekeren in de actualiteit, zoals ook een psychoticus voortdurend bezig is betekenissen uit de echte wereld en een waanwereld met elkaar te verknopen.

In aansluiting hierop introduceert Deleuze begrippen als ‘synchroniciteit’ en ‘veelvoudigheid’ (multiplicity). Hij neemt daarmee afscheid van het lineaire denken en omarmt de non-lineaire denken. Als het gaat om nieuwe media – zoals internet – zijn dergelijke non-lineaire verbanden van groot belang. Ook internet heeft in feite een psychotische structuur, omdat de informatie hier voortdurend op de vlucht is en alles met alles communcieert. De betekenissen komen nooit aan, maar verknopen zich voortdurend in nieuwe netwerkstructuren. De invloed van nieuwe media, zoals het internet, heeft niet alleen betrekking op een uitbreiding van het zenuwstelsel (zoals McLuhan beweerde over een elektronisch medium als televisie), maar ook op iets nieuws dat zich onttrekt aan de logica.

Internet is interactief en voortdurend online. In de actualiteit van dat mediale proces voltrekt zich een gebeuren, dat niet logisch of causaal van aard is, en dat moeilijk te benoemen is. Een tekst publiceren op internet levert telkens weer iets nieuws op door de verknopingen die zich kunnen voordien in de actualiteit. Ook in de wetenschap dienen zich nieuwe benaderingen aan, waarbij het permanente proces van verandering en verknoping centraal komt te staan. Of in de woorden van Deleuze:

‘De wetenschap richt zich hoe langer hoe meer op de beschrijving van feiten, in plaats van structuren. Zij stippelt lijnen en trajecten uit, zij maakt sprongen, in plaats van axioma’s op te stellen. De verdwijning van de boomvormige schema’s ten gunste van rizomatische bewegingen is hiervan een teken. De geleerden houden zich steeds meer bezig met bijzondere gebeurtenissen van onstoffelijke aard, en die zich effectueren in lichamen, lichaamstoestanden en onderling volledig heterogene koppelingen (vandaar interdisciplinariteit). De wetenschap zal steeds meer als gras zijn, in het midden, tussen de dingen en te midden van andere dingen, hun vlucht vergezellend.’

Kortom, zelfs de wetenschap wordt psychotisch. Foucault had gelijk, toen hij in 1970 voorspelde dat de twintigste eeuw wel eens de eeuw van Gilles Deleuze zou kunnen worden. Ook onze eeuw is deleuziaans. We leven in een schizofrene tijd. Maar is dat ooit anders geweest? Had niet elke tijd zijn eigen ziektebeeld? Dat psychiatrische ziektebeelden tijdgebonden zijn is sinds Freud bekend. Zo rond 1900 werden vrouwen vaak hysterisch wat alles te maken had met de Victoriaanse onderdrukking van de seksualiteit. Maar ook hele tijdperken lijken gekenmerkt te worden door specifieke ziektebeelden. Soms denk ik wel eens dat Adolf Hitler het ziektebeeld van de moderne tijd op perfecte wijze belichaamd heeft. Hitler werd psychotisch en stak een heel volk aan met zijn eigen geestesziekte. Het was een soort collectieve identiteitscrisis die zich ontlaadde in een waanwereld langs de geleiders van een extreme vorm van nationalisme. Er was één gek nodig die het lont in het kruitvat stak. 

Er zijn meer mensen die beweerd hebben dat onze moderne tijd iets psychotisch heeft. Louis Sass bijvoorbeeld in zijn boek Madness and Modernism (1992) en Iain McGilchrist die in zijn boek The Master and his Emissary (2009) verbanden legt tussen modernisme (inclusief postmodernisme) en het ziektebeeld schizofrenie. Opvallend is wel dat bij zowel Sass als McGilchrist het fenomeen Adolf Hitler niet of nauwelijks aan de orde komt. Wie het kleine zoekt ziet het grote vaak over het hoofd. En wie zich focust op de horizon struikelt over alles wat voor zijn voeten ligt. Zo is het ook met de tijd waarin wij leven. Als wat je wilt pakken glipt je steeds weer door de vingers. We beleven een extatisch heden van ‘tijdloze tijd’ en ‘plaatsloze ruimte’.

Ook de psychose heeft het karakter van een voortdurende vlucht in het domein van de vlottende tekens waarin tijd en ruimte zich transformeren tot iets anders. De psychose is een verstoring van de bestaande orde die kan uitmonden in het scheppen van nieuwe, vreemde ordening. De gemeenschappelijke basis met zijn gedeelde kennis, gedeeld gedrag en gedeelde waarden, wordt door de psychoticus achtergelaten en zo komt het brein in een chaotische wereld terecht die gekenmerkt wordt door een permanente vlucht vooruit. Het is een bezeten wereld die soms demonische trekken kan krijgen.

Er ontstaat een gevoel van voortdurende beweging, een onbeperkte vrijheid in een onbegrensde wereld van tekens die nooit hun bestemming bereiken, maar zich steeds weer verknopen met andere tekens. Als er geen regels meer voor taal en teken bestaan, vloeit alles in elkaar over. Zo ontstaat de toestand van de extase, het uitsteken buiten jezelf, waarna een nieuwe quasi-ordening ontstaat in de wereld van de waan. 

Ik ontdekte Deleuze eind jaren tachtig toen ik voor het eerst boeken van hem ben gaan lezen. Dat was geen gemakkelijke opgave, want Deleuze is geen heldere denker, om het zacht te zeggen. Samen met Felix Guattari schreef hij in het begin van de jaren zeventig Anti-Oedipus: Capitalism and Schizophrenia (1972). Maar zijn hoofdwerk verscheen in 1980 wederom met Guattari als co-auteur: A Thousand Plateaux, Capitalism & Schizophrenia (1980). Vijfhonderd pagina’s loodzware kost. Ik ben er vaak in begonnen, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het boek nooit helemaal heb uitgelezen. Het lezen van Deleuze bezorgt je koppijn. Soms stijgt er een soort mist op in je hoofd die maar niet op wil trekken.

Toen ik zo’n 15 jaar geleden gastcolleges gaf op de Academie Minerva in Groningen vonden mijn verhalen over Deleuze altijd een gretig gehoor. Studenten wilden er alles van weten. Het rizomatische denken van Deleuze past kennelijk bij de kunst, bij het denken in beelden. Mensen, die van nature creatief zijn, begrijpen zijn ideeën vaak beter. Zij denken met sprongen of langs  grillige wegen, volgens een logica die niet logisch lijkt maar het op zijn eigen manier wel degelijk kan zijn.  Het is niet de logica van de fysica, eerder de patafysica. De uitzondering is de regel en er is geen uitgeloten derde. Met die ongeregelde regels voor ogen schrijf ik al vijftien jaar lang elke dag weer een blog. Soms ent ik een nieuwe gedachte op een oud betoog. Dan weer springt er een draad los in een ondergrondse warboel van gedachtelijnen. Er is geen begin en geen eind. Geen kop en geen staart. Ach, alles draait om me heen aan het narcistisch firmament van de weblogmens.

Reageren is niet mogelijk.