Hitler de godsdienststichter

Hitler op het Odeonplatz in 1914. Tegenwoordig wordt aangenomen dat de foto om propaganda-redenen is gemanipuleerd.

‘Op 1 augustus 1914 stond Hitler midden in een mensenzee op de Odeonsplatz 
in München. Het was laat in de middag; zojuist was bekend geworden dat 
Duitsland aan Rusland de oorlog had verklaard en dat de algemene mobilisatie 
was gelast. De menigte was uitzinnig van enthousiasme. Sinds 1870/1871 had 
Duitsland geen oorlog meer gevoerd; niemand wist nog wat oorlog in persoonlijke, menselijke termen betekende. Aan een stellingenoorlog van vier eindeloze jaren dacht geen mens. Niet de minst enthousiaste in die mensenzee was Hitler. Er bestaat een foto van de Odeonsplatz op dat moment, terwijl de 
mensen ‘Die Wacht am Rhein’ zingen. Midden in het gedrang staat de toekomstige soldaat ; hij heeft met zijn rechterhand zijn slappe vilthoed afgenomen, die hij boven zijn linkerschouder houdt, hij ziet er enthousiast uit, zijn 
ogen glanzen, zijn mond is half geopend.’

Aldus P.F.M. Fontaine in zijn boek De onbekende Hitler (1992). Het is een wonderlijk boek, een geheel persoonlijke visie op het fenomeen ‘Hitler’ en niet zozeer een geschiedenisboek. Wie was Hitler eigenlijk? Dat is de vraag waarop Fontaine een antwoord wil vinden. Wie was de mens Hitler die tot zulke verschrikkelijke daden kon komen? Wie was het kind en wat is er met dat kind gebeurd? Er is een hele bibliotheek vol geschreven over Hitler en toch blijft er steeds een mysterieuze waas rond zijn persoon bestaan. Volgens Fontaine zijn bepaalde bepaalde kanten van zijn persoonlijkheid onbelicht gebleven en zeker in de belangrijkste biografie van Hitler die in 1973 verscheen, het standaardwerk van Joachim Fest van meer dan duizend pagina’s .

Heeft Fest in zijn biografie het 
laatste woord gehad? Volgens Fontaine niet. De biografie van Fest is een boeiend en goed geschreven boek dat gebaseerd is op een zeer groot aantal bronnen en mondelinge getuigenissen, kortom, 
’een model van de moderne 
historiografie’, waarin wordt aangetoond waartoe de hedendaagse geschiedwetenschap in staat is. Tegelijk laat deze biografie volgens Fontaine zien waartoe de moderne 
historiografie niet bij machte is, sterker nog: waarin zij te kort schiet. Het model dat door Fest wordt gehanteerd, legt zichzelf beperkingen op. Fontaine spreekt van een…

‘positivistisch, rationalistisch en geseculariseerd bedrijf, dat progressief (dus in wezen optimistisch) is ingesteld’ (..) ‘Wat binnen haar grenzen ligt kan de moderne 
geschiedvorser beter doorgronden dan zijn voorgangers uit vroeger eeuwen. 
Met betrekking tot datgene wat buiten zijn grenzen ligt voelt hij zich machte
loos; hij denigreert het of hij negeert het. Maar buiten die zelf bepaald grenzen liggen juist die dingen die de mensheid 
meestal meer interesseren dan onze wetenschappelijk verantwoorde geschiede
nis: het tragische, de mythe, het mysterieuze, de religie, het esoterische. En het 
zijn precies deze elementen die de persoon, het wezen van Adolf Hitler bepalen.‘

Volgens Fontaine komt het deficit van de hedendaagse geschiedwetenschap 
nergens duidelijker aan het licht dan in de behandeling van de de persoon van Adolf Hitler. Zo wordt in de biografie van Fest met geen woord gerept over een feit dat meteen al in het oog springt: Hitler was van huis uit katholiek. ‘Hij stamde uit een praktiserend 
katholieke familie, heeft katholiek godsdienstonderwijs gevolgd, deed op 
twaalfjarige leeftijd zijn eerste communie en is koorzanger geweest in de benedictijnenabdij te Lambach. Hij was toen zo enthousiast over de benedictijnse 
liturgie dat hij erover sprak om monnik te worden!’ Zijn leven lang is Hitler een begaafd ‘liturgist’ gebleven De jonge Hitler op ongeveer zestienjarige leeftijd met de 
geloofspraktijk. Dit betekende volgens Fontaine niet dat hij nu voortaan een a-religieus mens was. Integendeel: ‘Eerst bleef hij innerlijk nog lange tijd sterk aan het 
christelijk geloof gebonden, en heel in het bijzonder aan de persoon van ]ezus 
Christus die hij als het ware voor zijn eigen geloof trachtte te winnen.’

‘Geloof’ is een woord dat volgens Fontaine de moderne historicus doet terugdeinzen. Fest besteedt in zijn biografie geen aandacht aan het boek Der Glaube des Adolf Hitler (1968) van Friedrich de Heer.  In 1936 heeft Hitler gezegd: ‘Uit Parsifal 
bouw ik mij mijn godsdienst.’ Maar wat bedoelde hij eigenlijk met die woorden? Hitler was volgens Fontaine een godsdienststichter. De kern van zijn anti-joodse ideologie was dat hij in ‘zijn evolutionistische, 
neo-darwinistische, biologisch-materialistische denkwijze, het bestaan van de 
bovennatuur ontkende. In dit opzicht stelde hij zich radicaal en principieel 
tegenover het christendom, tegenover de katholieke Kerk op. Maar wat hij zo 
goed begreep, veel beter dan moderne, geseculariseerde historici, is dat de 
metafysieke idee uit Israël afkomstig is. Als hij de Kerk zou vernietigen maar de 
joden zou laten begaan, was hij hoegenaamd niets verder. Het volk Israël was 
het enige van de oude volken dat metafysisch leeft, het enige volk van de 
Oudheid dat een transcendente God kende, een God die niet samenvalt met de 
natuur, die niet de natuur is maar van eeuwigheid bestaat en de natuur niet 
nodig heeft om te bestaan. Om die God van hemel en aarde te kunnen wegrukken uit de gedachten en 
het hart van de mensen, moest Hitler het volk dat zijn gezant op aarde is 
dodelijk treffen.’

Na de Joden zouden dan ook de katholieken aan de beurt komen om uit de weg geruimd te worden. Hitler wilde radicaal opnieuw beginnen met een nieuwe religie, een nieuwe God. Hij wilde breken met de transcendente God van de Joden en de christenen, de God die geheel boven de wereld staat. Hitler wilde een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De hemel werd het Walhalla. God werd Wodan. Hijzelf was de nieuwe Messias.

De Onbekende Hitler is een intrigerend boek dat indringende vragen oproept. Het is ingedeeld in typologieën, zoals Hitler de zwerver, Hitler de soldaat, de zieke Hitler, Hitler de killer, de moeder van Hitler, de vader van Hitler. Maar vooral komt de vraag naar boven: wie was hij nu werkelijk?

Em wie was Piet Fontaine? P.F.M. Fontaine (1921- 2003) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van 
Amsterdam. Hij was kort na de oorlog werkzaam aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en werd in 1948 leraar geschiedenis aan het Sint-Ignatiuscollege in Amsterdam, waar hij ook zes jaar lang mijn leraar geschiedenis was. In 1975 werd hij benoemd als docent didactiek van de geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij overleed eind augustus 2003, 92 jaar oud. In de Volkskrant van 4 september 2003  schreef Willem Otterspeer het volgende over hem:

‘
Fontaine vond het heerlijk om door 
Nederland te zwerven en alle films en 
opera’s moesten bezocht worden. 
Maar het was zeker een magnum 
opus, soms even onderbroken voor 
een ander boek, over Hitler bijvoor
beeld, waarin deze dualist bij uitstek 
afgebeeld wordt als religiestichter 
(De onbekende Hitler). Maar The Light  and the Dark was Fontaines grote 
werk, 31 delen inmiddels, het laatste, 
Against the Current, over de Counter-
Enlightenment.  Piet Fontaine was de geleerdste 
man van Nederland.’

Fontaine had een zesdelig leerboek voor het middelaar onderwijs geschreven: Van oermens tot wereldburger, waarvan er – volgens Otterspeer – door de jaren heen zo’n 75.000 exemplaren zijn verkocht. De geschiedenis was volgens Fontaine een voortdurende strijd zijn tussen twee metafysische krachten: het goede en het kwade. Fontaine ging daar heel ver in. Zo kan ik mij een les herinneren die hij in zijn geheel besteedde aan de opkomst van het nazisme. Adolf Hitler was volgens Fontaine niemand minder dan de Antichrist, de demonische belichaming van de duivel op aarde. De mythe van de Antichrist had hem stevig te pakken. In mijn blog van gisteren De ompoling van goed en kwaad heb ik hier al op gewezen.

Later heb ik me wel eens afgevraagd waarom de jezuïeten niet zoveel moesten hebben van deze dualistische geschiedopvatting van Fontaine. Ik denk dat dit alles te maken had met Augustinus. Fontaine had Augustinus verkeerd geïnterpreteerd. Hij was te veel een manicheeër of gnosticus en te weinig een augustiniaan. De leer van Augustinus werd je door de jezuïeten met de paplepel ingegoten.

Sterker nog, het Ignatiuscollege was in de nadagen van het Rijke Roomse Leven een bolwerk van augustinisme. De grootste Augustinuskenner van Nederland was de classicus en dichter Gerard Wijdeveld, die tegelijk met Fontaine mijn leraar op het Ignatius College was. Ook Wijdeveld is uiteindelijk 92 jaar geworden, hij overleed in 1997. En ook hij was zeer geleerd. Hij was zeker professor geworden, als hij in de aanloop van de Tweede Wereldoorlog niet fascistische ideeën was gaan aanhangen. Maar dat deden wel meer katholieken in die tijd. Zo zie je maar weer: met het katholicisme kun je alle kanten op. En de jezuïeten, die zich na de oorlog over Wijdeveld hadden ontfermd, begrepen dat maar al te goed.  

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)