Paint it black

Het is 28 juni 1966. Op de radio klinkt Paint it black van de Rolling Stones, de nieuwe nummer één op de Nederlandse hitparade. Ik zit op het hoofdkantoor van de Amro-bank in de Vijzelstraat in Amsterdam. Een vakantiebaantje. Twee weken tevoren had het bouwvak-oproer plaatsgevonden, waarbij een dode viel bij het kantoor van de Telegraaf op de Nieuwezijds. Later beek het een hartpatiënt te zijn. De dag daarvoor was Gerard Reve toegetreden tot de Rooms-katholieke Kerk. Het doopsel vond plaats in alle stilte, maar de media maakten er al gauw een hype was. Niets wist ik op dat moment van wat er die dag in Friesland gaande was. Amsterdam was immers de navel van de wereld, het magisch centrum van het heelal. ‘Halleluja Amsterdam!’, zong Ramses Shaffy.

Er zijn momenten in de recente geschiedenis waarin alles in een gebeurtenis lijkt samen te vallen. Ik heb altijd het idee gehad dat in 1966 de jaren zestig pas echt zijn begonnen. Het was de tijd van de grote schoonmaak, de wisseling van de wacht. Het oude dat te lang had bestaan verpulverde onder je ogen en het nieuwe dat te lang genegeerd was diende zich aan met brutaal geweld. In dat jaar beleefde Nederland het huwelijk van Beatrix en Claus. Provo’s begonnen in het geweer te komen. Oude regenten en notabelen kwamen in de problemen.

In het westen waren dat mensen als burgemeester Van Hall, Joseph Luns en Mr. G.B J. Hiltermann. In Friesland werd de oude garde gepersonifieerd door de toenmalige hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant, Jan Piebenga, maar ook door mensen als Hendrik Algra, Fedde Schurer en E.B. Folkertsma. In Friesland was die breuk van de jaren zestig onlosmakelijk verbonden met een reeks ingrijpende ontwikkelingen zoals de modernisering van het platteland, de ondergang van het regionalisme als breed gedragen cultuurideaal, de opkomende mobiliteit en massamedia, een snel veranderende seksuele moraal en de secularisering.

Er moest radicaal gekozen worden tussen heden en verleden, tussen God of goddeloosheid. Tussen traditionele waarden of een moderne moraliteit. Voor orthodoxe christenen was dat geen makkelijke keuze. Zij voelden zich bedreigd door een vloedgolf van immoraliteit die de moderne tijd met zich mee leek te brengen, en vooral in de moderne literatuur hoogtij vierde.

Wie op zoek gaat naar de grote veranderingen die zich midden jaren zestig in Friesland voltrokken, mag over de snelle secularisering, die zich juist in die tijd voltrok, niet zwijgen. Secularisering is primair een proces geweest van ‘ontzieling’ en heeft alles met het verlies van mienskip te maken. Toen God uit Jorwerd verdween, kwam mij menig ontheemde Fries het verlangen op om weer een echte Fries te zijn die leeft in een Fryske mienskip.

De Friese identiteit heeft sinds de jaren zestig in veel opzichten de trekken aangenomen van een vaag religieus gevoel dat mensen samenbindt, terwijl de traditionele gemeenschapsbanden stilaan verdwijnen. De tegenwoordige roep om mienskip en sociale cohesie is alleen begrijpelijk in het licht van het verdwijnende religieuze besef. Het woord religie stamt af van het Latijnse woord ‘religare’ dat ‘verbinden’ betekent. Ook identiteit verbindt, zeker als de religie is weggevallen.

Het verdwijnen van het geloof gaat niet zelden gepaard met een formalisering van de geloofstellingen. Wat ooit echt en authentiek was verflauwt tot een schaduw of een schijngestalte. In feite is deze omslag van geloof naar de schaduw van een geloof een antropologisch proces dat zich voltrekt in culturen die zich in een fase van transitie bevinden.

Dat kunnen primitieve culturen zijn, maar ook agrarische en (pre)moderne culturen. Er zijn vele parallellen te trekken tussen transitieprocessen als modernisering, secularisering en globalisering. Telkens weer verdwijnt er een geloof dat de traditionele gemeenschap samenbond. En telkens weer verschijnt er een nieuw geloof dat niet zelden een flauwe afschaduwing is van het oude geloof, maar dan in een meer abstracte of formele gedaante.

Dit soort antropologische processen werden in de hoogtijdagen van de geesteswetenschap, toen de teloorgang van de religie zich aandiende uiteindelijk zorgwekkende vormen aannam, intensief bestudeerd in disciplines als de culturele antropologie en de wijsgerige antropologie, waarbij ‘het  fenomeen mens’ zowel op macroniveau van primitieve culturen als het microniveau van de eigen psyche tot studieobject werd genomen. Zo dacht men dat de mythen en riten van primitieve volkeren op dezelfde wijze geanalyseerd konden worden als de dromen van de moderne stadsmens of de gedragingen van de boer in de agrarische regio. Maar de slinger van de pendule sloeg plotseling door. Voor wie het niet meer bij kon fietsen, werd alles zwart in de wereld.

De tekst van de song Paint it black van de Rolling Stones is voor velerlei uitleg vatbaar. Vaak wordt beweerd dat Mick Jagger deze tekst geschreven heeft vanuit het standpunt van depressieve man die wil dat alles in zijn leven in zwart verandert, zodat de buitenwereld geheel overeenstemt met zijn eigen sombere gemoedsstemming. Het zou over de dood gaan, een eclips, een totale verduistering van de zon. Maar zeker is dat niet. Zeker is dat er iets dood ging in de jaren zestig. Het oude maakte plaats voor iets nieuws. Maar wat was de winst en wat het verlies?

Reageren is niet mogelijk.