Corona und die Innere Emigration

 

(Foto: Beeldbank HCL)

‘Tenzij je gelooft in een leven na de dood hebben de 
doden niets aan onze rouw. Rouwen is een noodzake
lijke maar egocentrische bezigheid. In de joodse tradi
tie wordt de duur ervan dan ook beperkt tot een jaar. Een pervers neveneffect van het christendom is dat 
wij pijn als een deugd zien. Wie het onderscheid kent 
tussen zelfmedelijden en empathie heeft de plicht zijn 
eigen pijn te relativeren.’

Dit zijn woorden van Arnon Grunberg, waarin een grens wordt getrokken tussen de Joodse en de christelijke traditie. Christenen zouden het vermogen missen om hun eigen pijn te relativeren. Ik weet niet wat ik hier van denken moet. Mijn voorouders van vaders kant hebben zich zo rond 1800 bekeerd vanuit het Jodendom naar het christendom. Van oorsprong waren de Mousen Poolse Joden. En nog altijd doet in onze familie het verhaal de ronde dat de Mousen er van oudsher een vreemd soort katholicisme er op na houden. Ze geloven rechtstreeks in God en moeten niet zoveel hebben van een Verlosser, die ‘zenuwelijer aan het kruis’, zoals Grard Reve hem noemde. Bovendien waren de Mousen altijd al roomser dan de paus, omdat ze weinig op hadden met het centrale kerkgezag in Rome.  

Het is maar dat u het weet.

‘Wat moet ik hiermee?’ zult u zeggen. Ik weet het ook niet. We zitten al zes weken binnen en dan komt er wel eens wat boven. Je moet wat in tijden van corona. Ook deze stille tijd lijkt een beetje op een periode van rouw. De dagen kruipen voorbij vol weemoed en ingetogen somberheid. Misschien wordt de wereld nooit meer zoals hij ooit is geweest. We kunnen hooguit terug naar ‘het nieuwe normaal’. ‘Het oude normaal’ is kennelijk voorgoed voorbij. Het is een harde regen die gaat vallen. Wie zei dat ook al weer? Het is wat, er komt geen eind meer aan! Komaan, ik vlucht maar weer eens naar binnen, naar het veilige domein van mijn dromen.

Ik had weer hele rare dromen vannacht. Teveel om op te noemen. Eén droom is me bijgebleven. Net als een paar weken geleden was ik weer aan het het wandelen in Bilgaard, die noordelijke stadswijk van Leeuwarden met galerijflats uit de jaren zestig, de tijd van de wederopbouw toen hoogbouw de oplossing leek te zijn voor de snelle groei van het aantal inwoners van de stad. De flats waren ingenieus ontworpen met telkens twee verdiepingen – split-level zoals dat heet – met elke woning een toegang tot de gaanderij en een balkon bij de huiskamer.

Op de bovenste verdieping keek je uit over de hele stad en in de verte kon je de vuurtoren van Ameland zien liggen. Op de gaanderijen was het een drukte van belang. Een vrouw in de lift klaagde over de slechte toegankelijkheid voor moeders met kinderwagens en ook voor invalidenwagentjes was het wat moeilijk draaien in de smalle lift. Dat leidde tot oeverloze discussies tussen de bewoners. Soms werd er zelfs uit pure frustratie een invalide over het balkon gegooid. In het gazon beneden stonden meerdere gedenktekens, waar zo nu en dan een vers boeketje bloemen werd gelegd.

Er gebeurden wel meer vreemde dingen daar in Bilgaard. De politie keek toe hoe jonge vrouwen werden geronseld voor obscure doeleinden. Loverboys en drugsdealers hielden zich op in de flats. Maar voor de rest was het een modelbuurt met veel groen en waterpartijen, een boeiend en afwissend spel van stedelijke ruimtes. Het was de laatste gestaalde megawijk van het Nederlandse modernisme. Bevlogen stedenbouwkundigen hadden er alles gedaan om het leven hier van wieg tot graf aangenaam te maken. Er was een casino, een kerk, een synagoge en een moskee. Je kon er zelfs een modderbad nemen en een enkeling speelde het klaar om euthanasie te regelen voor zijn bejaarde schoonmoeder.

Dit was niet het leven. Dit was het gedroomde leven. Hoog in de lucht vlogen vogels op weg naar warmere oorden. Ze hadden geboekt bij Transavia. Last minute, en dus heel goedkoop. Ik hoorde een stem diep in mezelf. Er komen andere tijden. Het is tijd om naar binnen te gaan.

Opeens schoot mij dat prachtige begrip ‘Innere Emigration’ te binnen. Ten tijde van het nationaal-socialisme emigreerden schrijvers, die om wat voor reden dan ook Hitler niet hadden kinnen ontvluchten, naar binnen. Dat wil zeggen, naar hun eigen binnenwereld. Het was een nogal controversiële vluchtroute, want in de praktijk voegde men zich noodgedwongen maar ook kritiekloos in de status quo. Wat is deze ‘Innere Emigration’, zo vroeg ik mij af, in tijden van corona? 

Norbert0001

Norbert0001

Ik zag straaljagers over vliegen. En toen opeens een DC-9. Het deed me denken zondagmiddag Buitenveldert, zoals zo vaak in mijn dromen de beelden van Leeuwarden en Amsterdam moeiteloos over elkaar heen schuiven. Joris Linssen liep er rond van het televisieprogramma Hello Goodby. Hij was op zoek naar een verliefd stelletje dat op het punt stond afscheid te nemen. Eindelijk had hij twee geliefden gevonden. Ze omhelsden elkaar en een van de twee liep weg de eindeloze galerijstraat in.

En opnieuw, zoals dat zo vaak was gebeurd in deze repeterende droom, scheurde er iets doormidden, maar ik wist niet wat. Ergens diep in mezelf sprak wederom die stem van de waarheid. Maar toen ik wakker werd, was ik helaas wéér vergeten wat zijn woorden te betekenen hadden. Inderdaad, dit gaat maar door. Er komt geen eind aan! Eén ding wist ik zeker. In de Dokkumer Ee drijft ook in tijden van corona bij tijd en wijle een kurk voorbij.

2 Reacties »

  1. Tjarco

    4 mei 2020 op 10:31

    Mooi, die drijvende kurk. Ik zag ‘m bij Burdaard.
    Wandelend verkies ik toch de stad Groningen.

    Groet,
    Tjarco

  2. Silvia Steiger

    4 mei 2020 op 19:16

    weer zo´n prachtig verhaal, geachte HUUB MOUS

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)