De wraak van Moeder Aarde?

Slide1----

De Grieken noemden de tijd Kronos, de jongste van de Titanen, de twaalf 
kinderen die waren voortgekomen uit het huwelijk van de aarde met de hemel: Gaia en 
Ouranos. Toen Ouranos niets meer van zijn kinderen wilde weten, zette Gaia ze op om hun 
vader te wreken. De wraak van Gaia, dus. De wraak van Moeder Aarde. 

Zou het dan toch kunnen zijn, zo dacht ik gisteren bij mezelf, dat het corona-virus een signaal is van Moeder Aarde dat de mensheid van het pad af is? Neemt Gaia dan eindelijk wraak? ‘De natuur denkt na of de mens mag blijven,’ zo las ik ergens. Dat mag dan zo zijn, maar de natuur dénkt niet na. Tenminste dat heb ik altijd gedacht.

Maar is dat ook zo? 

Jaren geleden las ik De symbiotische planeet (1999) van Lynn Margulis. Het is een fascinerend boek dat gaat over ‘symbiogenese’. Dat is het principe in de natuur dat alles met alles samenhangt waardoor nieuwe levensvormen ontstaan. Ik zag het maar even op zijn boerenfluitjes. Alle leven op onze planeet – van microbe tot mens – is diepgaand met elkaar verbonden. Margulis probeert in haar boek om een wetenschappelijke basis te vinden voor voor de Gaia-hypothese, de theorie dat de aarde één groot ecosysteem vormt. Zo schrijft zij het volgende:

Symbiogenese, een idee dat is bedacht door de Rus Konstantin Merezhkovsky (1855-1921), verwijst naar het ontstaan van nieuwe organen en organismen door symbiotische samensmeltingen. Het is, zoals ik zal aantonen, een fundamenteel aspect van de evolutie. Alle organismen die groot genoeg zijn om door ons te worden gezien, bestaan uit microben die eens onafhankelijk waren en zich later tot grotere organismen hebben samengevoegd. Bij deze samenvoeging zijn vele hun eerdere identiteit kwijtgeraakt.’

Ik las dit boek in 2004, in de nadagen van mijn werkzame leven bij de culturele instelling Keunstwurk, in De Infirmerie in Leeuwarden. Kort nadat ik het boek uit had, gebeurde er iets eigenaardigs. Het was op een dag in december, een paar dagen voor de kerst, dat ik naar beneden werd geroepen. Er was iemand aan de deur die niet binnen kon komen. Toen ik de deur open deed, hoorde ik een camera driftig klikken. Niels Westra van de Leeuwarder Courant belaagde mij met een spervuur van opnamen. Ik zag een plastic wieg met een grote, roze baby erin. Maar was het wel een baby?

Het oogde eerder als een embryo, een brok leven dat nog niet geboren is. Een woekering van samengeklonterde cellen die ontdaan is van zijn cocon, zijn baarmoeder. Een vrouw vroeg of ik de brief wilde lezen die er bij hoorde. Langzaam drong het tot me door: het was een vondeling. Van mij werdt verwacht dat ik me over hem ontfermde. Ik reageerde instinctief, zag dat het kind het koud moest hebben, tilde het op en nam het mee naar binnen. Of ik het wilde of niet: ik heb me over hem ontfermd.

In de dagen daarop heeft de vondeling onder de kerstboom gelegen. Iedereen moest hem even aanraken. De muisjes, die in de wieg lagen, zijn op beschuitjes terecht gekomen. De foto in de krant maakte het verhaal compleet. Yoke Hagen, de geestelijke moeder van de vondeling, had dit alles bedacht. Het was een uitgekiende publiciteitsstunt, bedoeld om aandacht te vragen voor haar werk. Ze wilde een tentoonstelling, het liefst in het Fries Museum of anders in een goede galerie. We hebben erover gepraat hoe dat zou moeten. Uiteindelijk kon ik er niet onderuit. Ik was immers voogd geworden en daarmee medeplichtig aan de hele onderneming.

Schermafbeelding 2015-01-15 om 22.01.20

In de maanden daarna heeft de vondeling in de Infirmerie gewoond, voor zover je dit wonen kunt noemen. Ik kan niet zeggen dat hij liefdevol behandeld is. Vaak zag ik hem ’s ochtends liggen, weggestopt onder een tafel of in het trappenhuis. Ik zette hem dan weer rechtop. Of nam hem mee naar de expositie-ruimte, waar ik hem een plaats gaf in de hoek om naar de schilderijen te kijken. Hij was een beetje eenzaam, autistisch misschien wel. Hij heeft ook nooit een naam gekregen. Het bleef een vreemd anoniem wezen, ‘an alien from outer space’.

Op een dag is hij zelfs gekidnapt. Vier weken verbleef hij elders, totdat ik een tip kreeg en hem zelf op de fiets ben gaan halen. De vondeling had ook iets dubbels. Aan de ene kant die ontwapenende kwetsbaarheid van een grote naakte baby die dringend om verzorging vraagt. Aan de andere kant zijn vervreemdende huid van stof, dat grote hoofd met een soort navelstreng erop en niet te vergeten: zijn schaamteloze scrotum dat hij overal zonodig aan Jan en alleman moest laten zien. Het was die ultieme kwetsbaarheid, die niet alleen vertedering, een drang naar bescherming opriep, maar vreemd genoeg ook agressie. Het meest weerloze vraagt immers als geen ander om vernietigd te worden.

Gaandeweg, bijna tegen beter weten in, ben ik me aan de vondeling gaan hechten. Bij mijn collega’s bespeurde ik een vergelijkbaar gevoel. In de weken dat hij gekidnapt was, werd hij gemist. Zijn onnadrukkelijke aanwezigheid werd pas opgemerkt vanaf het moment dat hij er niet meer was. Zoals je het tikken van de klok pas hoort, als hij stilstaat. Zo was de vondeling ongemerkt deel gaan uitmaken van het interieur van de Infirmerie. Of beter gezegd, van de biotoop. Want hoe je het ook wendt of keert, na verloop van tijd is hij tot leven gekomen, een minimale vorm van leven weliswaar, maar wel een leven, dat zich in de psychologische beleving van zijn medebewoners ogenschijnlijk niet van hun biologische staat onderscheidt.

Schermafbeelding 2015-01-15 om 18.15.10

Ik was gaan beseffen dat de vondeling meer was dan een van stof gemaakte pop. Deze levenloze pop was een symbiotisch proces aangegaan met de bewoners van De Infirmerie. Symbiogenese, zo zou je het proces kunnen benoemen, dat deze vondeling teweeg heeft gebracht. In die zin voegde het zich naadloos in het oeuvre van Yoke Hagen. Sinds zij in 2001 afstudeerde aan Academie Minerva was een eigenzinnige reeks werken ontstaan, waarin de veranderingsprocessen van het leven het thema vormen in de meest ruime zin van het woord. De metamorfose van een libelle die zich ontpopt uit een cocon – zomaar op een dag gezien in de tuin – had bij haar ooit aan de basis gelegen voor een fascinatie, die nadien op allerlei manieren in haar werk tot uiting kwam. In films, installaties, acties, foto’s en embryonale textielsculpturen.

Wie de metamorfosen van het leven eenmaal in zijn naakte gedaante heeft waargenomen, heeft misschien wel de formule in handen die aan alle veranderingen in de natuur ten grondslag ligt. Een foetus wordt dan een levende machine in een notendop. De bouw van een motorfiets verandert in het ontstaan van een wonderlijk insect. Zo was ‘het prenatale groeiproces’ van een motorfiets van textiel een verhaal geworden, dat Yoke Hagen daadwerkelijk heeft geënsceneerd en in een film heeft vastgelegd.

Het gaat in haar werk niet alleen om de kwetsbaarheid van het nog ongevormde en ongeborene, maar ook om de vraag naar beschutting en bescherming dat elk leven oproept. Maar bovenal om de fascinerende transformatieprocessen die de levende natuur in petto heeft. Processen die zich voltrekken, zonder dat je er weet van hebt. Soms teder en ontroerend, maar vaak ook onverschillig en wreed, zoals alleen de natuur kan zijn.

***

Wreed en onverschillig, oké. Maar wraak? De natuur neemt geen wraak. Dat lijkt mij zogezegd een ‘antropomorfe interpretatie’. Menselijk, al te menselijk…. Maar hoe onmenselijk de natuur ook mag zijn, ook de mens is een stukje natuur. Moeder aarde, dat zijn wij allemaal. Gaia, dat is iedereen. Al het levende is Gaia. Misschien is God wel Gaia!

Of – met een knipoog naar Gerard Reve:

Gij, die Gaia zijt, dit en dat, wat niet al,
ja ja, kom er eens om,

Gij weet waarom het is, ik niet.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)