No wifi, no wife

Titiaan, Engel van de Annunciatie, Santi Nazaro e Celso, Brescia, 1520

Wat is liefde, als je geliefde er niet is?. No woman, no cry. No wifi, no wife. Senza una donna. Liefde is de hoogste extase en het diepste verdriet. Een zege en een marteling. Genot en pijn tegelijk. Life is sweet and life is bitter. Liefde is de hemel die zomaar in een hel kan veranderen. Liefde is redelijkheid die gekleed gaat in waanzin. Liefde is het ja dat klikt als een nee. Liefde is winnen terwijl je verliest. Liefde is geven zonder te nemen. Liefde is alles. Liefde is niets. Liefde is de duivel vermomd als een engel. Dat brengt me op het volgende.

Hoe verbeeld je een engel in een kunstwerk? Sinds de Renaissance hebben kunstenaars het fenomeen ‘engel’ heel verschillend weergegeven, waarbij het historisch veranderend wereldbeeld in hun kunst zichtbaar werd. Zo werd in de tijd van Titiaan de verbeelding van het immateriële stilaan een probleem. De engel van de annunciatie werd tot in de late Middeleeuwen in de zelfde fysische ruimte afgebeeld als die waarin Maria zich bevond, zoals ook de verrezen Christus niet een ander materiële gedaante kreeg toebedeeld. In de loop van de zestiende eeuw echter wordt het domein van het bovennatuurlijke met schilderkunstige middelen afgescheiden van de materiële stervelingen. Er ontstond een duidelijke grens tussen geest en materie, natuur en bovennatuur, immanentie en transcendentie. 

We leven nog steeds in die gespleten werkelijkheid. Er is geen grensverkeer meer mogelijk tussen natuur en bovennatuur. Maar si dat wel zo? Je kunt met evenveel recht stellen dat deze grenslijn tussen natuur en bovennatyyr door de ontdekkingen van de moderne natuurwetenschap volledig is weggevaagd. Begrippen als ‘transcendentie’ en ‘bovennatuurlijk’ komen in een ander licht te staan, nu blijkt dat er op microniveau geen scheidslijn bestaat tussen de waarnemer en het waargenomene. Mede als gevolg van deze splitsing tussen natuur en bovennatuur di sinds de renaissance is ontstaan, groeide de afstand tussen het natuurlijke en het goddelijke, tussen het seculiere en het sacrale. Maar de materie, zoals die door de newtoniaanse natuurkunde in de taal van de wiskunde is vastgelegd, blijkt in werkelijkheid niet te bestaan. Maar wat is die werkelijkheid dan? Het lijkt of we rondlopen in het zand en telkens weer op onze eigen voetstappen stuiten. De natura zit ogenschijnlijk gevangen in een vreemde cirkel. De wereld is misschien wel een speelfilm waarvan elk beeldje door onszelf geschilderd is.

De schrijver Luis Borges had zijn leven lang last van een terugkerende droom. Die droom ging over een dromer die zelf niet droomt, maar door een ander gedroomd wordt. Het hele werk van Borges gaat over het onwerkelijke karakter van de werkelijkheid. De werkelijkheid op zichzelf bestaat niet. Het is ons geloof in een fictie die de werkelijkheid creëert. Verbeelding is herinnering, maar het wordt nooit duidelijk of een herinnering, die terugkeert in het bewustzijn, ook werkelijk een beeld is van een voorbije werkelijkheid. Wij dromen niet alleen dat we in het verleden bestaan hebben, maar ook het bestaan in het heden heeft veel met een droom gemeen. Wat is trouwens ‘het heden’? Dat is al voorbij voordat de klank van het woord ‘heden’ wegsterft in het gedruis van mijn mond. Wat we beleven als ‘tijd’ bestaat niet. We leven in een verzegelde tijd. Het heden zit voor eeuwig op slot. We kunnen er niet bij, alleen in onze verbeelding.

Als kind heb ik wel eens gedacht dat het leven eigenlijk een droom is die als een film wordt afgedraaid in mijn hoofd. De wereld is een virtuele werkelijkheid die zich achter een gigantische spiegel aan het plafond bevindt. Onder de spiegel dalen we af in het domein van de droom. We zitten dus gevangen in een besloten ruimte die eigenlijk niet bestaat. De droom is de ware werkelijkheid. De droom kent geen tijd. De toekomst bestaat al, maar je kunt haar alleen nog niet zien. Het hier en nu zou slechts een rimpeling zijn die voorbijtrekt in een hele grote vijver van tijd. Ik denk niet meer dat het zo in elkaar zit. Maar dromen brengen me wel vaak op die gedachte terug. De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige lijkt onder de wereld te liggen als een spanlaken dat alles bijeenhoudt. Preciezer geformuleerd: het bewustzijn in het hier en nu heeft slechts betrekking op een fractie van het brein. Daaronder zit een groot reservoir van informatie waar we niets van weten en dat we voor een groot deel ook niet en misschien zelfs nooit gebruiken.

Gerard Reve speelde wel eens met de gedachte dat de wereld een droom van God zou zijn. Als God wakker wordt, zijn wij plotseling verdwenen in het niet. Dat het leven een droom is, die door de dood wordt gewekt, is een gedachte die al te vinden is bij de Spaanse mystici. ‘Het leven is een overnachting in een slechte herberg’, heeft Theresa van Avila ooit beweerd. En ook Shakespeare heeft vaak met het idee van ‘het leven als een droom’ gespeeld. ‘We are such stuff as s dreams are made on; and our little life is rounded with a sleep.’ 

En anders wel de dichter Shelley: Peace, peace! he is not dead, he doth not sleep. He hath awaken’d from the dream of life.’ Maar dat de hele wereld een droom zou zijn van God, is een bewering die alle perken te buiten gaat en ons hele wereldbeeld op zijn kop zet. De materie bestaat niet. Het hele universum is slechts schijn. Alles verdwijnt zodra God ontwaakt. Hooguit wat farden zullen dan nog even rondspoken in zijn Goddelijke Geest als Tagesresten van dit ijle droom-universum. Salvadior Dali had het niet kunnen bedenken.

Dali was gefascineerd door de wisseling van paradigma die de kwantummechanica teweeg heeft gebracht. Geïnspireerd door Heisenbergs onzekerheidsprincipe schreef hij in 1958 zijn Anti-Materie Manifest. Zelf zei hij hierover: ‘In de surrealistische periode wilde ik de iconografie van het innerlijk en het wonderbaarlijke in kaart brengen, geïnspireerd door mijn geestelijke vader Freud. Vandaag de dag gaat mijn aandacht uit naar de uiterlijke wereld, de natuurkunde, die de wereld van de psychologie heeft overstegen.’ De grens tussen geest en materie had hem altijd al gefascineerd, maar nu zag hij verbijsterd toe hoe zijn fantasie werkelijkheid werd.  Heisenberg ontdekte dat een meting altijd invloed heeft op het systeem dat gemeten wordt. Wordt bijvoorbeeld de plaats van een deeltje gemeten, dan zal hierdoor de impuls, en dus de snelheid, onzeker worden. Op microniveau bestaat er dus geen grens tussen subject en object.

Met de elementaire ontdekkingen in de wetenschap kwam de ware aard van de materie in beeld, zodanig dat een nieuw, bijna mysterieus licht werd geworpen op wat Dali de ‘psychomorfologische integratie’ noemde. Bestaat er wel zoiets als materie? Dat is de vraag, die ook in de religie en de metafysica de mens al eeuwenlang bezig houdt. Waar ligt de grens tussen geest en materie? Is er eigenlijk wel een grens? Dit soort basale vragen, die de hedendaagse natuurwetenschap opnieuw aan de orde stelt, heeft de kunst van Dali een tijdlang op een ander spoor gezet. Het wordt ook wel zijn ‘mystiek nuclearie periode’ genoemd. Figuren uit de klassieke mythologie en de kunst van de Renaissance werden binnen een eigentijds en vervreemdend kader geplaatst, zoals zijn Rafaelesk hoofd in explosie en zijn Corpuluscaire Madonna, waarbij het hoofd of het lichaam meegesleurd lijkt te worden in een heftige turbulentie van elementaire materiedeeltjes.

In feite is dit dezelfde thematiek die ook de schilders van de Renaissance bezig hield, zij het binnen een geheel verschillend, premodern wereldbeeld dat de sporen droeg van christendom en neoplatonisme. De aanraking van de aardse materie door de immateriële gedaante van God is een terugkerend onderwerp, niet alleen in de klassieke mythologie, maar ook in de christelijke iconografie.  Je ziet het terug in de vinger van God die raakt aan de vinger van Adam in het fresco van Michelangelo in de Sixtijnse kapel. 

Titiaan, Noli me tangere, 1514. National Gallery Londen

Het thema keert ook terug in de verbeelding van het Noli me tangere (Raak mij niet aan). Dat zijn de woorden die de verrezen Christus sprak tegen Maria Magdalena. Zij was op die eerste Paasmorgen naar het graf gekomen om het lichaam van de gestorvene te zalven. Tot haar verbazing liep de dode Christus hier zomaar levend rond. . Als zovelen in zijn tijd schilderde ook Titiaan dit tafereel. De Christus van Titiaan heeft een schoffel in zijn hand, omdat Magdalena hem voor een tuinman aanzag. Maar in welke wereld liep deze verrezen Christus? Was het onze wereld of een andere wereld? Was het soms een parallel universum dat voor even samenviel met de werkelijkheid waar wij in leven? Was het een wereld in ons zelf, de binnenwereld van de doden?

In de tijd van Titiaan werd de verbeelding van het bovennatuurlijke stilaan een probleem. Maar het vermoeden is blijven bestaan dat er nog een andere wereld is , een parallelle wereld. Dat is de binnenwereld van de doden. Die wereld bevindt zich niet buiten mij, maar in mij. Maar op een wonderlijke manier interfereert deze binnenwereld ook met de buitenwereld die wij doorgaans ‘werkelijkheid’ noemen. De binnenwereld van de doden is zoiets als ‘de psychische ruimte’, die volgens mij even werkelijkheid is als de ruimte buiten de psyche. Want in wezen bestaat er voor de psyche geen ‘buiten’. Wij zijn ‘geworpen in de wereld’, zei Heidegger al. Het binnen is het buiten. Sterker nog, het binnenste binnen is in feite het buitenste buiten. Toch houden wij de illusie in stand dat de binnenwereld een op zichzelf staande wereld is, een wereld buiten de buitenwereld.

Maar hoe lang houdt deze illusie nog in stand? De binnenwereld wordt steeds meer een schijnwereld. De buitenwereld rukt steeds verder op. Straks is er geen binnenwereld meer, en denken we dat alles buiten ons om gebeurt. Alles – ook de binnenwereld van de dood – wordt dan verklaarbaar volgens de wetten van de buitenwereld. Straks is niemand nog volledig toerekeningsvatbaar. De vrije wil verdwijnt, en daar wij in feite doodsbang voor. Het gebeurt gewoon, maar we willen het niet. De hersenwetenschap is de wetenschap van de buitenwereld die de binnenwereld is binnengedrongen en deze steeds meer in bezit zal nemen.  De kans is niet denkbeeldig dat zelfs de liefde zal verdwijnen met het besef dat wij slechts ons brein zijn. De liefde die als geen ander fenomeen ons telkens weer herinnert aan een wereld die groter is dan de wereld die wij als werkelijkheid menen te kennen. 

Reageren is niet mogelijk.