1997
Er gebeurde heel wat in 1997. Zo meende ik er goed aan te doen om te solliciteren naar de vacante directeursfunctie bij mijn eigen organisatie. Dat soort dingen moet je dus nooit doen. Ze moeten je vragen, anders benoemen ze iemand anders. Iemand die ze vooraf al in beeld hadden. Dat gebeurde nu dus ook. Oeds Westerhof werd mijn nieuwe directeur. U weet wel, die man van wie ik later zou schrijven dat hij geen deuk in een pakje boter kon slaan.
Toen ik werd afgewezen, had ik het gevoel dat ik voorgoed mijn onschuld had verloren. Van nu af aan zou alles beladen zijn. Wat ik ook deed, ik was gefrustreerd, zo zou de conclusie luiden. Die conclusie heb ik dan ook heel wat keren moeten horen. ‘Ach, wat zielig toch, dat hij zich met dit baantje in Friesland tevreden moet stellen.’ Zelfs gedeputeerde Bertus Mulder schreef het een keer in de krant: ‘In man mei de talenten fan Mous fertsjinnet better as Fryslân.’ Nou, dat kun je dan in je zak steken.
Binnen een jaar had ik een uiterst kritische functiebeoordeling van directeur Oeds Westerhof aan mijn broek. Ik probeerde mij te verweren, maar dat gaf alleen maar meer heibel. Eén van de kritiekpunten was, dat ik teveel de polemiek opzocht in de publiciteit. Dat zou niet te verenigen zijn het bemiddelende karakter van mijn functie. Ik gaf aan dat ik het recht had om in het openbaar mijn mening te uiten over zaken van algemeen belang.
‘Gerard Tonen moet zijn mond houden‘, schreef ik enige tijd later in een kritisch artikel over de toenmalige directeur van Schouwburg De Harmonie en lijstduwer van de PvdA. Gerard Tonen zelf kon die tekst best waarderen, maar de volgende dag moest ik wel op het matje komen bij Oeds Westerhof, die communicatiemedewerker was geweest bij de PvdA.
Het was wederom de rode Cosa Nostra in Friesland, de socialistische kartelvorming waar Pim Fortuyn tegen te keer zou gaan. Toen ik dat tegen Oeds Westerhof recht op de man af zei, wuifde hij die kritiek weg als onzin. ‘Waarom denk je dat hij hier directeur bent geworden?’ vroeg ik hem toen. We keken elkaar diep in de ogen en het bleef zowat een minuut lang heel stil daar in die directeurskamer in het Fryslânhûs. Die stilte is me altijd bijgebleven.
‘Sfeer van ons kent ons in Friese politiek‘, zo vatte ik het samen in een eerder artikel in de LC. Hoe dan ook, dit soort conflicten met mijn werkgever zouden in de komende jaren gaan terugkeren. Vrijheid van meningsuiting is in Nederland slechts mogelijk voor zover je werkgever dat toestaat, en voor zover je zelf geen acht slaat op pogingen van hogerhand om je de mond te snoeren.
Op 15 december overleed Lode Pemmelaar, een goede vriend van Marijke en ik. We hebben hem 20 jaar gekend, haast sinds onze eerste dag in Friesland. Hoe vaak zijn we niet samen doorgezakt tot diep in de nacht, zeker toen Lode bij ons om de de hoek kwam wonen. Marijke kon hem altijd goed de waarheid zeggen. Een keer werd hij zo kwaad op haar dat hij een bierglas door de kamer gooide dwars door een schilderij dat ik geschilderd had.
‘De wierheid hat in skel lûd ’ zeggen de Friezen. Dat schelle geluid, dat niemand doorgaans wil horen, heeft Marijke menigmaal laten klinken, niet zelden in de kleine uurtjes van de nacht, als een ware Lady of the night. Zij maakte van haar hart geen moordkuil. Misschien heeft het wel te lang geduurd voordat ik dat ook zelf een beetje begon te leren. Marijke was in dat opzicht mijn grote voorbeeld. Zonder haar was ik altijd die verlegen, geremde jongen gebleven, voor wie zij vreemd genoeg ooit haar liefde had opgevat.
De verbondenheid van liefde, schoonheid en waarheid. Als God dat misschien vergeten zou hebben, laten wij dat dan toch laten zien, als het enige wat er toe doet in dit tranendal. Met de Kerst gingen we met de kinderen een week naar Terschelling. Daar is de bovenstaande foto genomen. Op de boot terug viel ik in slaap. Ik was moe van dat roerige jaar. In menig opzicht was dit het jaar van de waarheid geweest. Maar de eerste de waarheid zegt, die moet voor het vuurpeloton. Wie zong dat ook al weer? Ach… Guy Béart natuurlijk…