Tussen de sterren
Marijke in een zelfontworpen jurk, februari 1980
Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig volgde Marijke cursussen sieraadontwerpen bij Ruudt Peters op het creativiteitscentrum De Blauwe Stoep in Leeuwarden. Dat zijn waarschijnlijk de beste cursussen die ooit in Leeuwarden zijn gegeven. Ruudt Peters werd later hoofd van de afdeling sieraadontwerpen van de Rietveld Academie Amsterdam. Bij die cursussen destijds in Leeuwarden nodigde hij beroemde gastdocenten uit zoals Gijs Bakker en Bruno Ninaber.
Marijke had een ruime opvatting over wat een sieraad zou kunnen zijn. Zo bedacht ze eens een vissenkom met goudvissen erin, die een vrouw over haar hoofd kon dragen. Ook ontwierp ze een avondjurk van bubble-plastic, die in de verte deed denken aan een ruimtepak. Ze was wellicht haar tijd voorruit. Als ik de foto’s uit die tijd nu terugzie, zie ik haar zweven in die jurk, ergens tussen de sterren. Ook het heelal is een jurk van bubble-plastic. Iedereen zit in zijn eigen bubbel van tijd en ruimte. Maar op een of andere manier heeft alles met alles te maken. Daar ben ik heilig van overtuigd.
Zoals bij de Möbiusring binnen en buiten moeiteloos in elkaar overgaan, zo is het wellicht ook gesteld met het universum als geheel. Wij kennen het universum door een verschijning in ons bewustzijn van beelden die wij als een getrouwe representatie van werkelijkheid ervaren. Maar hoe zitten ‘binnen’ en ‘buiten’ in elkaar verstrengeld? Wat is de link tussen bewustzijn en de werkelijkheid als geheel? Boy in the bubble, zong Paul Simon. Zoiets zou het ook kunnen zijn. Als we alleen maar onze eigen bubbel kunnen zien, dan is de kosmos dus oneindig veel groter dan wij denken dat hij is. Wij zien slechts een fragment van een veel groter geheel, dat zich uitstrekt buiten de grenzen van ruimte en tijd.
Dat vermoeden heb ik altijd al gehad. Ik weet nog goed dat ik in de vijfde klas van het gymnasium voor het eerst geconfronteerd werd met het feit, dat er in de wiskunde veel meer dimensies bestaan dan de drie die wij kennen in het dagelijks leven. Ik begon thuis met ijzerdraad een driedimensionale figuur te maken, dat je als het ware kon ‘uitklappen’ in de vierde dimensie. Zoals een triangulum (driehoek) de kleinste tweedimensionale figuur is die je uit drie lijnstukken kunt formeren, en een tetraëder (viervlak) uit vier driehoekige vlakken te maken is, zo zou – dacht ik – de hypertetraëder (vijfruimte), d.w.z.: de kleinste vierdimensionale figuur, te construeren zijn uit vijf tetraëders. Door die vijf viervlakken alvast tegen elkaar aan te monteren, zouden ze alleen maar ‘uitgeklapt’ hoeven te worden in de vierdimensionale hyperruimte.
In mijn verbeelding was een mentale doorbraak nodig om me deze operatie te kunnen voorstellen. Daarom hing ik het draadfiguur van de vijf viervlakken boven mijn bed, zodat ik het elke ochtend als eerste kon zien als ik wakker werd. Op een dag, zo dacht ik, zou ik met dit hulpmiddel in mijn verbeelding de sprong naar de vierde dimensie kunnen maken. Zo zou ik voor mijn geestesoog kunnen aanschouwen, dat het leven veel groter is dan dat wij normaal ervaren. Groter dan de ruimte. Groter dan de tijd. Het heeft nooit zo mogen zijn. De draadfiguur heeft de tijd niet overleefd. Maar had ik ongelijk?