Het niets verdwijnt en daarmee alles
‘Het zijn van God is Zijn-zelf. Het Zijn van God kan niet begrepen worden als de existentie, het bestaan van een zijnde naast of boven andere zijnden. Als God een zijnde is, dan is Hij onderworpen aan de categorieën van de eindigheid, in het bijzonder van ruimte en substantie. Ook als God het ‘hoogste Zijn’ wordt genoemd, en wel in de zin van het meest volmaakte en meest machtige wezen, dan verandert er niets. Alle superlatieven worden verkleinwoordjes wanneer zij op God betrekking hebben. Want ze plaatsen Hem op het niveau van andere zijnden juist door God boven alle zijnden te verheffen. Menig theoloog die de term ‘hoogste zijn’ heeft gebruikt, wist beter. In feite wilde men de Allerhoogste als de volstrekte aanduiden, op een niveau dat kwalitatief verschilt van het niveau van welk zijnde dan ook, zelfs van het hoogste zijn(de). Op het moment dat men oneindige of onvoorwaardelijke macht en zin aan het hoogste Wezen toeschrijft, is het opgehouden een zijnde te ‘zijn’ en is het het Zijn-zelf geworden. Men zou veel verwarring in de Godsleer en veel apologetische zwakte kunnen vermijden als God allereerst verstaan werd als het Zijn-zelf of als de Grond van het zijn. ‘
Paul Tillich, Systematic Theology I (1951)
***
‘Om terug te keren naar het onderwerp depressiviteit: in Japan bestond neerslachtigheid tot voor kort niet als ziekte. Droefheid en gelatenheid waren er positieve tekenen van wijsheid, morele sensitiviteit en spiritualiteit. Het boeddhisme leert dat verzet tegen het onvermijdelijke lijden de ellende alleen maar erger maakt. De Japanse hulpverlening verklaarde de torenhoge zelfmoordcijfers in hun land ook niet uit depressie, maar als een gevolg van de werkloosheid en armoede door de ingestorte economie, gecombineerd met een moraal die zelfmoord bij falen eervol maakt. Toen de Amerikaanse vereniging van farmaceutische bedrijven in de jaren negentig een Japanse markt voor antidepressiva wilde veroveren, had zij daaraan dan ook een harde dobber omdat ze eerst depressie zelf moest exporteren. Ze begon ermee de DSM onder de aandacht te brengen van de Japanse autoriteiten. Na een moeizame strijd om toestemming en een aarzelende start met de verkoop van antidepressiva vanaf 1999, nam de consumptie ervan vanaf 2002 in snel tempo toe. De documentaire Does Your Soul Have a Cold?, genoemd naar de succesvolle reclameslogan die het bestaan van depressie in Japan introduceerde, opent met het afschrikwekkende beeld van jonge mensen die tegelijkertijd zo’n vijf verschillende merken antidepressiva of andere psychofarmaca slikken. ‘
Trudy Dehue, De depressie-epidemie (2008)
De vraag is natuurlijk wat is het verband tussen deze twee citaten? Ik probeer een antwoord te formuleren. In beide gevallen wordt het etiket abusievelijk als oorzaak van de kwaal gezien. Je benoemt iets foutief. Bijvoorbeeld ‘ God is de hoogst zijnde’ en brengt juist door dit foutieve etiket het geloof in God zelf om zeep. Zo kun je ook het fenomeen ‘depressie’ foutief benoemen als een ziekte, vervolgens als een hersenziekte, en tenslotte als een chemisch defect in het functioneren van neurotransmitters, dat met een dagelijks pilletje heel goed te verhelpen is, en dus niets met problemen van het leven zelf te maken heeft. Door een depressie louter als een chemisch oplosbaar probleem te bestempelen misken je de onpeilbare grond die eigen is aan het bestaan.
Bovenstaande citaten laten twee processen zien waarin iets elementairs tussen wal en schip valt. Wat verdwijnt is de crux waar het om gaat. De bottomline. Het zijn zelf. Het leven. Het bestaan. In beide gevallen is er sprake van een proces van instrumentalisering. Dat wil zeggen: alles staat in dienst van iets anders en heeft daarmee plaats, functie en doel binnen een gesloten systeem. Binnen dat systeem kan alles opgelost worden, al was het maar omdat anderen binnen het systeem daar belang bij hebben. Het gesloten systeem moet tot elke prijs in stand worden gehouden. Niets blijft dan over voor wat alleen maar naar zichzelf verwijst en ruimte openlaat. Uiteindelijk is er dan ook niets meer wat de vraag naar die open ruimte oproept.
Voor alle duidelijkheid, het verband tussen deze twee citaten ligt niet in het woord God c.q. de aanwezigheid van God. De huidige wildgroei van het fenomeen depressie heeft niets met een tanend geloof in God te maken. Als er al een verband zou zijn, dan ligt dat in een wijze van definiëren. De betekenis van het woord God is leeg geworden en correspondeert niet meer met een basale bestaanservaring zoals de theoloog Tillich die beschrijft. Het woord depressie is eveneens leeg geworden en verwijst alleen nog maar naar een gebrekkige serotinetransmissie in het brein. Tussen die twee stigma’s bestaat er een verband in het ongerijmde, in iets dat nauwelijks met woorden te benoemen is.
De woorden God en depressie rijmen met elkaar op een onmogelijke wijze, alsof ze een vergelijkbare klank zouden hebben. Maar die hebben ze niet. Er is alleen nog een echo van een zelfde leegte. Het is de onstuitbare tendens om dingen zodanig te benoemen dat ze binnen het bestaande systeem zijn in te voegen. God werd een zijnde tussen de zijnden en verdween. Melancholie werd een gevoel tussen de gevoelens, en de depressie verscheen. God en de depressie zijn beide gedevalueerde termen voor dingen die er niet meer zijn. Ze verwijzen in feite naar niets, en zelfs dat niet. Ook de ervaring van het niets is de mens ontnomen. In het brein is er geen niets. In het brein is alles. God als ‘het zijn zelf’ verschijnt bij de ultieme ervaring van het niets. Maar ook die ervaring verdwijnt. Het niets verdwijnt en daarmee alles.
Maar daarmee komt een paradox in beeld. De depressie is bij uitstek de hedendaagse ervaring van het niets. Niets heeft zin meer. Niets prikkelt. Niets daagt uit. Niet roept een verlangen op. Een depressie is een aanhoudend gevoel van leegte, het volledig verlies van concentratie, een intense ervaring van schuld en schaamte, het totaal ontbreken van levenslust. Het is het verschijnen van de dood in het leven zelf. Een dood die zelfs geen dood mag zijn omdat het leven gewoon doorgaat. Als er een God bestaat dan zou Hij in het bestaan zelf ervaren moeten worden, wellicht zelfs – zoals Tillich beweert – als ‘het zijn zelf’. Maar de depressie lijkt dit te weerspreken. Als er geen God bestaat, dan is de depressie daar het existentiële bewijs van.
Als het niets in het bestaan zelf ervaren kan worden, dan zou het in een depressie moeten zijn. Depressie heeft alles te maken met angst, leegte en schuld. In die zin heeft de depressie niets van doen met de ervaring van ‘het zijn zelf’, een ervaring die altijd aanwezig is, ook al is de leegte altijd nabij. De depressie heeft ook niets van doen met een zijn dat vraagt om bevestiging, niets met wat Tillich noemt ‘de moed om te zijn’. De depressie heeft die moed per definitie verloren. De depressie heeft ook niets met de God van Tillich van doen, de God als ‘het zijn zelf’. Een depressie is niet de afwezigheid van welke God dan ook, hooguit de aanhoudende ervaring van afwezigheid van ‘het zijn zelf’. Een intense afwezigheid van zijn in ‘het zijn zelf’. Depressie is de ervaring van de niet-God, als er al zoiets zou bestaan.
Willem Kleinhof
9 juli 2016 op 01:54
Wat nou depressie?
Onlangs las ik van een zekere Caspar von Roosensteijn de door hem geschreven bijgaande villanelle, hetgeen me tijdens het lezen heerlijk verhelderde.
VILLANELLE
Ik ben van goud en van smaragd
Al zie je dat zo niet
Wacht tot ik schitter in de nacht
Ik zelf had dit ook niet verwacht
Het lag in het verschiet
Ik ben van goud en van smaragd
Tot mij verscheen een hog’re macht
Eén die je zelden ziet
Wacht tot ik schitter in de nacht
Het was het toeval dat me bracht
En plots ook weer verliet
Ik ben van goud en van smaragd
Het was toen ik ineens niet dacht
Je weet niet wat je ziet
Wacht tot ik schitter in de nacht
Dan dans en zing ik zuiver zacht
Mijn aller mooiste lied
Ik ben van goud en van smaragd
Wacht tot ik schitter in de nacht
Waarde heer Mous, ik mag hopen dat dit uw brein enigszins zal verlichten.
Vriendelijke groet, Willem Kleinhof.
Willem Kleinhof
9 juli 2016 op 02:03
En deze vind ik ook zo wonderbaarlijk;
VILLANELLE
De Vader-Moeder zij geprezen
In dit tijdloos eeuwig uur
De nieuwe Lichtmens is herrezen
Om de zieken te genezen
Met de waterdoop en vuur-
De Vader-Moeder zij geprezen
Ziet; de Waarheid is bewezen
Sterker dan elk receptuur
De nieuwe Lichtmens is herrezen
Ieder boek is uitgelezen
Niets is nog van korte duur
De Vader-Moeder zij geprezen
Waarlijk; wijl u dit bent lezen
Open; dwars door elke muur
De nieuwe Lichtmens is herrezen
In de stof uit licht verrezen
Stralend vol, verlicht en puur
De Vader-Moeder zij geprezen
De nieuwe Lichtmens is herrezen
Willem Kleinhof
9 juli 2016 op 02:15
Ach, vooruit maar, dan een drie-1 HeiT.
VILLANELLE
Nu ik dood ben, leef ik voort
Het is niet uit te leggen
Dove, blinde; ziet en hoort!
Mijn hart werd door een pijl doorboord
Door smart en door ontzeggen
Nu ik dood ben leef ik voort
Men reikte mij een gouden koord
Ik mocht mijn koers verleggen
Dove, blinde; ziet en hoort!
Een engel liet me toen aan boord
Nadat men mij was dreggen
Nu ik dood ben, leef ik voort
Aan mij verscheen een Hemelpoort
Zo Licht; niet te weerleggen
Dove, blinde; ziet en hoort!
Daar is mijn IK subiet vermoord
Meer kan ik u niet zeggen
Nu ik dood ben, leef ik voort
Dove, blinde; ziet en hoort!
Het gaat u allen wel,
groet Willem Kleinhof