Metamorfosen

foto(10)

Soms heb ik de raarste gedachten en verbeeld ik mij hoe het zou zijn om anaal gepenetreerd te worden door een paard. Dan weer laat ik mij meevoeren door de meest lichtzinnige vlindergedachten. En heel af en toe gebeurt er een wonder. Gisteren bijvoorbeeld bij ons thuis. Er vloog er een gigantische libelle de serre in. Hij was wel 15 cm lang en leek op een gevechtshelikopter. Gefascineerd keek ik naar zijn constructie. Elk onderdeel van de anatomie was uiterst kwetsbaar maar ook zeer effectief. Een ideaal ontwerp zou je zeggen. De libelle bleef zich zoemend voortbewegen onder het doorschijnend dak van de serre. Ik pakte mijn fototoestel en legde het gebeuren vast in bovenstaande foto. Ik geef toe, het dak moet nodig eens worden schoongemaakt.

Hoe dan ook, het beeld heeft iets weg van een kunstwerk uit de tijd van Zero. Het is een minimale registratie uit het dagelijks leven. De  libelle deed amechtige pogingen om een uitweg naar buiten te vinden. Hij had niet door dat de glazen schuifpui wagenwijd openstond. Uiteindelijk heb ik hem uit zijn lijden verlost en de wijde wereld ingestuurd. Ik realiseerde mij dat libellen – net als vlinders – zich ontpoppen uit een cocon. Deze kleine helikopter moest zich dus zeer recentelijk in mijn tuin hebben ontvouwd. Hoe is dat alles in zijn gegaan? De natuur is een proces van voortdurende transformatie. Alles is veranderlijk. Niets blijft zoals het is. Omdat dit zo vanzelfsprekend is, zijn we het misschien wel vergeten. Dood leven, dood leven… alles verandert. Alles transformeert in zijn tegendeel. Ovidius had het al door: het leven een metamorfose.

Laatst sprak een kunstenares die de metamorfose van een libelle ooit in wekelijkheid had gezien. Ze lag de hele dag op haar buik in de tuin om dit fascinerende proces op video vast te leggen. Het leek alsof er een ingenieuze constructie werd uitgeklapt. Alle onderdelen waren al aanwezig en opeens werd de onderlinge samenhang zichtbaar. Net als alle organismen is de libelle een product van de evolutie, maar het blijft een raadsel dat zo’n ‘intelligent ontwerp’ alleen kan voortkomen uit toeval in combinatie met natuurlijke selectie. De libelle lijkt ontworpen of op zijn minst gebouwd uit onderdelen die apart moeten zijn ontstaan.

Dat brengt me op het volgende. Lynn Margulis is hoogleraar geowetenschappen aan de universiteit van Massachusets. In haar boek ‘De symbiotische planeet‘ (1999) wijst zij op het fenomeen ‘symbiogenese’. Zij schrijft:

‘Symbiogenese’, een idee dat is bedacht door de Rus Konstantin Merezhkovsky (1855-1921), verwijst naar het ontstaan van nieuwe organen en organismen door symbiotische samensmeltingen. Het is, zoals ik zal aantonen, een fundamenteel aspect van de evolutie. Alle organismen die groot genoeg zijn om door ons te worden gezien, bestaan uit microben die eens onafhankelijk waren en zich later tot grotere organismen hebben samengevoegd. Bij deze samenvoeging zijn vele hun eerdere identiteit kwijtgeraakt.’

De fascinerende transformatieprocessen, die de levende natuur in petto heeft, gaan gepaard met toeval, domme pech, tragische gebeurtenissen en schitterende ongelukken, maar ook met een uiterst ingenieuze intelligentie die onder alles lijkt schuil te gaan. Het zijn processen die zich voltrekken zonder dat je er weet van hebt. Soms teder en ontroerend, maar vaak ook onverschillig en wreed, zoals alleen de natuur kan zijn. En toch, wat is het toch mooi , alles wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit. Is het niet wonderbaar?

Iets heel anders. Gisteren las ik ook een paar teksten van Zuang Zi in het wonderlijke boek van Kristoffer Schippers over het taoïsme. Ik las over een droom die Zuang Zi ooit heeft had. Hij droomde dat hij een vlinder was, waarna hij niet meer wist of hij Zuang Zi was die droomde dat hij een vlinder was, dan wel een vlinder die droomde dat hij Zuang Zi was. Hij concludeert dan: ‘Tussen mij en de vlinder bestaat noodzakelijkerwijs een onderscheid; dit is wat men noemt de transformatie van de vlinder.’ En even verderop:

‘O mijn Meester, mijn Meester, Die zonder geweld de tienduizenden schepsels verbrijzelt, die liefdeloos de tienduizenden generaties bevrucht. Die ouder is dan de oudste oudheid en nochtans niet oud. Die de Hemel bedekt en de Aarde draagt, die alle vormen heeft geschapen en nochtans niet bekwaam is. Dit is de vreugde van de natuur en daarom wordt er gezegd: ‘Voor hen die de vreugde van de natuur kennen, is leven een spontaan gebeuren en sterven de transformatie van de schepsels’.’

‘God is niet dood. God heeft de kanker,’ zei Gerard Reve. God is het oergevoel. God is heimwee. Er is altijd iets wat mij in diepste wezen omgeeft, een restant van de moederschoot dat als een gebroken eierschaal wordt meegesleept door mijn tot ‘ik’ geboren geest. Die gebarsten schaal van de herinnering aan een verloren paradijs verandert in een andere gedaante als ik schrijf over mijn vroegste jeugd. Hij sluit zich dan tot een nieuwe baarmoeder, een embryonale ruimte, het vruchtwater van de herinnering. Zo word ik elke dag opnieuw geboren. Mijn nieuwe ‘ik’ blijft met een vreemde navelstreng met mijn oude ‘ík’ verbonden. Ik leef in twee sferen tegelijk, twee ruimtes, buiten en binnen, dat wil zeggen: in de echte wereld en tegelijk ook in een mistige haven aan de zee. Als u deze zinnen leest, vlieg ik weg als een vlinder met de tedere vleugels van het verleden, terwijl ik toch met beide benen op de grond sta in het hier en nu.

Net als Zuang Zi droomde ik vannacht dat ik een vlinder was. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat vlinders geen weet hebben van hun bijzondere vermogen om te vliegen waarheen zij maar willen. Wonderlijk genoeg was ik me dat vannacht wèl bewust. Sterker nog, ik was me bewust dat ik droomde. Ik wist dus dat ik eigenlijk helemaal geen vlinder was, maar een mens die droomde dat hij een vlinder was. Ik was in mijn droom getransformeerd in iets anders dat tegelijk toch ook mezelf was. Vreemd, dacht ik, als ik weet dat ik droom en dus niet écht vlieg, waarom ben ik er dan zo zeker van dat ik vlieg? Is het wel vliegen wat ik hier doe?

Toch was over dat laatste was geen twijfel mogelijk. Ik bewoog mijn vleugels, steeg op, daalde neer, rustte uit op een bloem en vloog weer verder. Alles was licht geworden. Alle zwaarte leek uit de wereld verdwenen. En terwijl ik mij verheugde op dit vlinderachtig bestaan, waarvan ik diep in mijn hart wist dat het slechts van korte duur zou zijn, dacht ik terug aan de zwaartekracht die mij straks weer in zijn greep zou krijgen. Als vlinder dacht ik even aan de onontkoombaarheid van de dood.

Ik vroeg me af hoe ik mij dit vlinderbestaan zou herinneren als ik voor eeuwig was ingeslapen, dood in de grond. Zou ik terugverlangen naar mijn vlinderbestaan of niet? Zou ik er nog weet van hebben? Hoe tragisch is de metamorfose van leven en dood?  Misschien zou ik wel blij zijn weer zo dood als een pier te zijn. En terwijl ik mijn vlindergedachten zo liet gaan, vloog ik hoger en hoger tot de wind mij meenam naar een oord, waarvan ik helaas geen beelden meer in mijn geheugen terug kan vinden. Alleen nog herinnerde ik mij de woorden van Augustinus:

‘En terwijl ik mij zo liet gaan en naar wijsheid haakte, raakte ik haar even aan door een algehele stoot van mijn hart, en ik slaakte een zucht, liet de eerstelingen van de geest, die daar gebonden zijn achter en keerde terug naar het gedruis van mijn  mond, waar het woord een begin neemt en een einde krijgt.’

Reageren is niet mogelijk.