Een pleidooi voor een waardig afscheid
Ik heb religie altijd gezien als iets dat hoort bij mijn ouderlijk huis. Zoals de klok op de schoorsteen, de haardstoel bij de kachel en de tabakspot van mijn vader, is religie voor mij een kostbaar relikwie van een voorbije tijd. Iets van dat gevoel herkende ik in een boek dat verscheen in 1947, het jaar dat ik geboren werd: De toekomst der religie van Simon Vestdijk. Het is niet zijn meest gelezen boek. Ik kocht het eind jaren zestig, waarna het decennia lang ongelezen in mijn boekenkast stond, totdat ik het onlangs ter hand nam.
Mijn vooroordelen bleken niet terecht. Ik raakte geboeid door de droge zinnen van de auteur. Ondanks die merkwaardige stijl die eerder hersencellen doet kraken dan verwondering weet te wekken, is deze beschouwing nog altijd een toonbeeld van helder denken over een allesbehalve helder onderwerp. Het is een boek dat zijn actualiteit herwint nu alom gedebatteerd wordt over de plaats van de religie in een op drift geraakte samenleving. Hoewel de tendens naar ontkerkelijking nog altijd doorzet, lijkt het religieuze bewustzijn terug te keren in een andere vorm. Religie blijkt nog altijd een maatschappelijke kracht te zijn die serieuze aandacht verdient. Zeker nu de islam zich steeds zelfbewuster manifesteert als een levende religie, ook in Nederland.
Zestig jaar secularisering hebben geen antwoorden opgeleverd op enkele actuele vragen die kort na de oorlog ondenkbaar waren, maar het afgelopen decennium de agenda hebben bepaald. Mogen islamitische vrouwen wel of niet hoofddoekjes dragen? Heeft islamitisch onderwijs bestaansrecht? Of welke plaats moet het christelijk gedachtegoed krijgen in de nieuwe Europese grondwet? Achteraf bezien maakt Vestdijk’s boek één ding duidelijk. In het Nederland van na de oorlog is het afscheid van de religie overhaast en geforceerd verlopen. En dat was nu juist het grote gevaar, waarvoor Vestdijk in dit boek zo heeft gewaarschuwd. Zijn pleidooi voor een traag en waardig afscheid van het christendom bepleit impliciet een houding die de huidige dialoog met de islam wellicht op meer waardige wijze mogelijk maakt.
Wat is er zo bijzonder aan dit boek? In de eerste plaats het respect waarmee Vestdijk schrijft over een religie die hij in feite ten grave draagt. Want anders dan de titel suggereert, gaat dit boek niet zozeer over de toekomst van de religie, als wel over het afscheid van het christendom. Na twintig is deze unieke vorm van religie ten dode opgeschreven, ondanks de geniale vondst van de mens geworden zoon van God. Met die uitvinding werd het monotheïsme van het jodendom van zijn ongenaakbare trekken ontdaan.
Het christendom heeft de idee van ‘de volmaakte mens’, die eigen is aan vrijwel elke religie, als een God op aarde neergezet. Niet alleen als een radicaal voorbeeld tot navolging, maar als een wondermiddel tot verlossing. Zo werd een verzoening mogelijk met lijden en dood door een beloofde genoegdoening in het hiernamaals. Op deze wijze heeft het christendom de mens tweeduizend jaar kunnen vrijwaren van hoogmoed, enerzijds omdat de verleiding werd weggenomen om als mens zelf God te kunnen worden, anderzijds omdat de utopie werd ontmoedigd om de volmaakte mens al hier op aarde te realiseren.
Ondanks die geniale constructie is het christendom volgens Vestdijk de laatste religie – het woord islam komt in zijn betoog niet voor – die nog de primaire trekken draagt van de metafysische projectie, dat wil zeggen: een oerdrang om een God te projecteren in een buitenwereldse ruimte. Dit diep verankerde mechanisme van de menselijke geest zal na verloop van tijd onherroepelijk plaats maken voor minder primitieve vormen van religie. Dit mechanisme is immers te gevaarlijk. Het heeft in de geschiedenis heel wat ellende opgeleverd: moord en doodslag, onverdraagzaamheid en hypocrisie. Vaak wordt bij wat wordt nagestreefd het omgekeerde bereikt.
In de ‘paulinische voortijd’ (de tijd tussen de gerealiseerde verlossing door Christus en het ‘Laatste oordeel’), waarin de christen zijn leven op aarde moet doorbrengen, vervalt het verlangen naar hemelse volmaaktheid al gauw tot cynisme over de aardse mogelijkheden. De metafysische projectie leidt niet zelden tot verstarring en dogmatiek, omdat een diepe onzekerheid – waaruit de projectie juist voortkomt – radicaal wordt verdrongen. Alleen de mysticus slaagt erin om het absolute karakter van de geprojecteerde symbolen ‘terug te nemen’. De tragiek van het christendom komt dan ook voort uit een doofheid voor zijn eigen mystiek.
Bij het verdwijnen van het christendom denkt Vestdijk niet in jaren of decennia, maar in eeuwen. Hij richt een telescoop op de toekomst, vanuit een weerbarstig geestelijk landschap dat nog maar nauwelijks bekomen is van de schok van de Tweede Wereldoorlog. Ook het cultuurpessimisme van Menno ter Braak lijkt hier en daar nog door te klinken in zijn sombere beschouwingen over de westerse beschaving. Zelfs de titel De toekomst der religie zou een ironisch antwoord kunnen zijn op diens Afscheid van domineesland.
Meer dan een verkenning van de toekomst is dit boek ook immers een afscheid van het verleden. Of beter gezegd: een pleidooi voor een waardig afscheid van de christelijke religie, die ondanks al zijn onmiskenbare gebreken, zoals onverdraagzaamheid, individualisme en morele dubbelzinnigheid, ons heeft opgevoed tot wat we zijn. Met het verdwijnen van het christendom, zo beweert Vestdijk, zou iets onvervangbaars voor de mensheid verloren gaan. De stemming die daarbij past is het gevoel dat je bekruipt bij het uitsterven van een imposante diersoort, zoiets als een mammoet, die iedereen nog wel eens in levende lijve zou willen zien als hij eenmaal uit zicht verdwenen is.
Met die tweeslachtige houding heeft Vestdijk zich destijds in een merkwaardige positie gemanoeuvreerd. Zijn boek werd met een wisselende waardering ontvangen. ‘Vestdijk heeft zich uitgesproken over religie’, schreef Vrij Nederland, ‘er zijn er die verrukt schijnen, en anderen die schelden; de mensen zitten ermee verlegen’. Die extreme uitersten in de receptie van het boek leken ook en oorzaak te hebben in de tweeslachtigheid die in het betoog zelf besloten lag. ‘Dit is een koorddans tussen het zuiverste atheïsme en het meest onverbloemde geloof’, schreef de godsdienstpsycholoog Fokke Sierksma. Vestdijk leek op de drempel van een bekering te staan, een overgave aan een godsgeloof waar hij zich met rationele middelen tot elke prijs tegen leek te verzetten.
Die indruk werd decennia later door Gerard Reve nog eens bevestigd. In zijn boek Moeder En Zoon (1980) schrijft hij omstandig over het bekeringsproces van een beroemd schrijver (die hij aanduidt met de fictieve naam Onno Z.), dat zich midden jaren vijftig heeft afgespeeld. Onno Z., die een dik boek over religie had geschreven en zijn dankwoord voor de Nobelprijs al jaren gereed had liggen, wilde zich bekeren tot het katholieke geloof. De kerk wilde hem graag hebben. Hij kreeg zelfs een jezuïet op bezoek om hem in de geheimen van de roomse geloofsleer in te wijden.
Dat het uiteindelijk niet doorging is volgens Reve te wijten aan het opportunisme van de succesauteur. De beroemde schrijver deinsde terug voor het gevaar dat hij zich van zijn lezerspubliek zou vervreemden. Op instigatie van ‘karpatenkop Pleun de Q.’ (een hatelijke naamsverbastering van ‘Theun de Vries’) zag hij er uiteindelijk vanaf en liet weten dat hij geen lid kon worden van de kerk die de dictatuur van Franco mede gevestigd had en in de strijd tegen het nationaalsocialisme op schandalige wijze verstek had laten gaan.
Hoe het ook zij, de kritiek bij het verschijnen van De toekomst der religie kwam niet alleen uit de hoek van de culturele vertegenwoordigers van het naoorlogse domineesland, die het opvatten als een eigentijds symptoom van doorgeschoten scepticisme, maar ook van kritische intellectuelen in de traditie van Ter Braak, die zich met veel moeite aan een geloof hadden ontworsteld. Voor hen ging Vestdijk met zijn welwillende kritiek op het christendom lang niet ver genoeg. Bovendien werd het socialisme ook nog eens als een nieuw geloof bekritiseerd, waarin Ter Braak overigen al voor de oorlog met zijn doortimmerd essay Van oude en nieuwe christenen (1937) Vestdijk was voorgegaan.
Achteraf is deze receptie van Vestdijk’s pleidooi voor een waardig afscheid kenmerkend te noemen voor het krampachtige klimaat dat in het naoorlogse Nederland zou ontstaan rondom het denken over religie. In een nog volledig verzuild klimaat, waarin een agnostisch intellectueel doorgaans als ‘heiden’ of ’paganist’ werd bestempeld, kwam zijn pleidooi voor een waardig afscheid veel te vroeg. Voor het maatschappelijke debat was religie in die eerste naoorlogse jaren geen onderwerp, voor de literatuur des temeer.
Een door God vergalde jeugd zou voor een nieuwe generatie romanciers een goudmijn worden voor bekentenisliteratuur in dienst van de seksuele bevrijding. In die zin was de bekeringsgeschiedenis van Gerard Reve – die zich in de eerste helft van de jaren zestig voltrok – de uitzondering die de ‘regel van de mainstream’ eerder bevestigde dan ontkende. De ironie van de geschiedenis wil dat Vestdijk’s boek uit 1947 nog een belangrijke bijrol zou spelen in het slotakkoord van de seksuele revolutie in Nederland. De in 2004 overleden filmregisseur Wim Verstappen schreef in 1970, toen hij zijn film Blue Movie voor het tribunaal van de vaderlandse filmkeuring moest verdedigen, een briljant pleidooi, waarbij hij veelvuldig citeerde uit Vestdijk’s De toekomst der religie. Dit wapenfeit leidde uiteindelijk tot het opheffen van de filmkeuring in Nederland. Vestdijk’s pleidooi voor een waardig afscheid van het christendom heeft in ieder geval één heel ander afscheid mede tot gevolg gehad.
Toen de ontkerstening in de jaren zestig definitief om zich heen greep, verdween religie ook van de filosofische agenda. Na Spinoza is filosofie nooit een tak van sport geweest, waar Hollanders in uitblinken. Als er in de lage landen werd nagedacht over zaken die verder reikten dan de belangen van de koopman, raakte elk vertoog ongemerkt besmet met de toon van de kansel. God vormde eerder een obstakel dan een uitnodiging tot denken. In de jaren zestig voelde menigeen zich dan ook van dat obstakel verlost. Stilaan werd religie door intellectueel Nederland niet eens meer als een serieus onderwerp beschouwd. Het afscheid was immers allang genomen.
Processen als ontzuiling en emancipatie hebben een hele generatie razendsnel van wereldbeeld doen wisselen. Religie werd een exclusief domein voor dominees, sterker nog voor dummy’s. Het werd iets doms. Iets dat je maar beter niet bekritiseerde, iets dat hooguit bestond om er de draak mee te steken. Zo werd Nederland definitief een land voor nuchtere pragmatici, die zich na het afscheid van domineesland – dat niemand ooit zelf had genomen – pijnlijk gingen generen voor grote woorden en tenslotte zelfs voor ideologische vergezichten.
Grote woorden kun je wel afschaffen, maar niet het verlangen waar ze altijd van hebben geleefd, heeft Frans Kellendonk ooit eens beweerd. In de jaren negentig keerde religie terug op de agenda van het maatschappelijk debat, niet alleen door de opkomst de multiculturele samenleving, die de seculariteit van het publieke domein opnieuw ter discussie stelde, maar ook door een opkomend gevoel van onbehagen over een almaar voortschrijdende verzakelijking en ontzieling van de wereld. Je kunt niet afscheid nemen van domineesland, zonder te weten waar je naar toe gaat. Terugkijkend na meer dan een halve eeuw secularisering lijken die woorden misschien wel de onuitgesproken bottomline in Vestdijk’s boek De toekomst der religie.
Voor die toekomst schetst Vestdijk meerdere scenario’s. Waarbij hij uitgaat van een langetermijnperspectief op de westerse cultuur als een ‘proces van toenemende desintegratie van gevoel en verstand’. Een proces waaraan het christendom zelf – samen met de latere ontwikkeling van de wetenschap – veel heeft bijgedragen. Met die gedachte dat de doorbraak van processen als secularisering en ontmythologisering, die zich in de twintigste eeuw hebben voltrokken, al van oudsher in het christendom zelf besloten lagen – sterker nog, dat het christendom de wegbereider is geweest van de ontheiligde, ‘post-seculiere tijd van het spektakel’ (waarin het christendom in zekere zin als ‘gerealiseerd’ kan worden beschouwd) – loopt Vestdijk vooruit op hedendaagse filosofen als Slavoi Žižek, Gianni Vattimo en Frank Vande Veire.
‘Integratie’ en ‘desintegratie’ vormen dan ook de sleutelwoorden in Vestdijk’s betoog. Bij de uitwerking van de verschillende toekomstscenario’s maakt hij dankbaar gebruik van de ideaaltypen uit de vooroorlogs karakterpsychologie. Zo verwacht hij dat het ‘gedesintegreerde, metafysische menstype’ in de toekomst verdrongen gaat worden het meer ‘geïntegreerde, sociale type’. Daarbij heeft hij een socialistisch idealisme voor ogen, dat voor de gedachtegang de volmaakte mens geen opperwezen nodig heeft, maar dit in wezen religieuze idee als een, op aarde te realiseren of na te streven ideaal beschouwt. Je kunt je afvragen of dit sociale streven wel een vorm van religie is, maar Vestdijk ziet het socialisme primair als een vorm van christendom, waarbij hij wederom aanhaakt op gedachten over de christelijke kern van fascisme en communisme in Ter Braak’s Van oude en nieuw christenen (1937).
Communisme als fascisme waren in de ogen van Ter Braak de uitdrukking van ‘De Grote Gelijkheid’, een fatale gedachte die aan de basis lag van de grote massabewegingen van zijn tijd. Vanuit die benaderingswijze legde hij de ‘religieuze kern’ van het atheïstische denken van links en rechts genadeloos bloot . Dat wil zeggen, in het goddeloze denken, waarin de – in de mens geïncarneerde – goddelijkheid van Christus op één lijn werd gesteld met het materialisme van de moderne wetenschap, dat alle transcendente waarheid heeft geabsorbeerd in de vervolmaking van het leven in de aardse tijdelijkheid, dat wil zeggen: in de geschiedenis. “Want deze absolute wetenschap, zo schreef Ter Braak “is even absoluut als Augustinus’ God en de gebondenheid aan haar is even gelovig als de gebondenheid aan God in de libertas. Ook Ter Braak moest uiteindelijk erkennen dat het begrip ‘menselijke waardigheid’ uiteindelijk niets anders uitdrukt dan de ‘gelijkheid der zielen voor God…zonder God.’
.
Met het socialistisch idealisme, dat Vestdijk voor ogen heeft, lijkt op het eerste gezicht de mensheid van een betere toekomst verzekerd, maar dat is volgens hem allerminst het geval. Het socialistisch gelijkheidsstreven past immers bij een menstype dat zijn idealen niet zelden te hoog stelt. Zijn drang tot metafysische projectie, die nu eenmaal eigen is aan de mens, moet hij nu op ‘het collectief van mensen’ kwijt zien te raken, met alle gevaren van dien, zoals intolerantie voor andersdenkenden en veronachtzaming van het innerlijk leven. Dit sociale streven heeft doorgaans ook weinig oog voor de tragische realiteit van het menselijk bestaan.
Met deze gedachte sluit Vestdijk aan op de kritiek op het marxisme dat al voor de oorlog vanuit rooms katholieke zijde is verwoord: het marxisme zou een tragische poging zijn om de ‘condition humaine’ (de erfzonde) te ontkennen. Het marxisme heeft ook geen ruimte voor – laat staan een antwoord op – basale levensvragen over de oorsprong van het kwaad of de aanvaarding van lijden en dood. Marx lees je nu eenmaal niet op je sterfbed. Bovendien vraagt Vestdijk zich af of een sociale orde zonder metafysisch projectie eigenlijk wel mogelijk is. Anders gezegd: is er een duurzame maatschappijvorm denkbaar zonder algemeen beginsel dat metafysisch van aard is en normatief en bindend is vastgelegd.
Met die vraag – die hij overigens niet beantwoordt – zet hij in feite elke uitkomst van zijn betoog op losse schroeven. Juist die basale vraag klinkt vandaag de dag weer vertrouwd in de oren. In de huidige discussie over de constitutionele beginselen van de democratische rechtstaat is dit probleem in een nieuw licht komen te staan. De ‘lege plaats van de macht’ zou vrij moeten zijn van levensbeschouwelijke beginselen, heeft de liberale rechtsfilosoof John Rawls beweerd. Maar de islam zijn intrede doet in de westerse samenleving valt niet te miskennen dat de kern van onze grondwet bepaalde levensbeschouwingen bevordert en andere ontmoedigt.
Frits Bolkestein pleitte jaren geleden al voor een erkenning van christendom en humanisme als grondslag voor onze westerse beschaving. Paus Benedictus XVI wilde de christelijke erfenis opnieuw verankerd zien in de Europese grondwet, toen Turkije voor het eerst solliciteerde voor een aansluiting bij de Europese Unie en de islam een radicale terugkeer van de religie predikte in alle buitenwijken van de Europese metropolen. Met die nieuwe context, die sindsdien alleen maar actueler is geworden, komt het betoog van Vestdijk over de toekomst van de religie in een nieuw ander te staan.
Oude kwesties dienen zich tegenwoordig aan in een nieuw verband. Is er een moraal mogelijk zonder enige vorm van transcendente fundering? Is ons westerse waardenstelsel een product van het christendom of is de Verlichting in dit opzicht beslissend geweest? Moet de overheid religie als grondslag van de moraal ontmoedigen, dan wel bevestigen? Of dient religie wel of niet te worden ingezet bij het bevorderen van de integratie van (voorheen) ‘allochtonen’. Bij dit soort discussies valt mij telkens weer op hoe onverzoenlijk de stellingen aan weerszijden worden betrokken. Het milde relativisme van Vestdijk is in de huidige ‘ik zeg wat ik denk cultuur’ doorgaans ver te zoeken. Het is het een of het ander, een tussenweg lijkt niet te bestaan. Je kiest voor de religie of voor de ratio.
Een dieptepunt vormde het debat dat onlangs oplaaide over het zogeheten ‘ietsisme’. Veel mensen geloven tegenwoordig in een vaag ‘iets’, zonder daarbij een vastomlijnd begrip te hebben van hun religieuze overtuiging. Maar volgens geharnaste atheïsten – met nog altijd Rudy Kousbroek voorop – die het bestrijden van religie als een onwankelbaar geloof praktiseren, is een beetje geloven niet mogelijk. Je kunt immers ook niet een beetje zwanger zijn. Een onmogelijke redenering, alsof het logisch principe van de uitgesloten derde in alle uithoeken van de kenbare werkelijkheid op zou gaan.
Maar hoe zit het dan met de toekomst van de religie? Als het christendom op langer termijn geen overlevingskansen heeft, en ook het socialisme zo zijn gebreken kent, wat is er dan nog wel voor de religie weggelegd? Vestdijk aarzelt en vervolgt al vragend zijn weg. Hoeveel metafysische projectie laat zich binnensmokkelen in een sociale oplossing? Tot hoeveel sociale werkzaamheid is een geïnstitutionaliseerde religie in staat? Zoals gezegd pleit Vestdijk voor een traag en waardig afscheid van het christendom, omdat de integrerende werking daarvan op zijn minst een waarborg vormt voor al te radicale ontwikkelingen.
Het meest wenselijke scenario is de uiteindelijke overleving van de religie in een van haar alleroudste vormen. De verre toekomst reserveert hij dan ook voor het ‘mystiek introspectieve menstype’. Daarbij hoort een religie zonder metafysische projectie, waarbij de mens de wereld verbetert door vooral zich zelf te verbeteren middels geestelijke oefeningen en het streven naar zelfopoffering, mildheid en medelijden. De ontkenning van het ‘ik’ blijft immers nog altijd de kortste weg om tot een collectivistisch ‘wij’ te komen.
In tal van opzichten is De toekomst der religie een boek dat niet meer bij de tijd is. De kritiek op de metafysische projectie van het christendom doet geen recht aan de hedendaagse pogingen op de christelijke overlevering op een meer wereldse wijze te interpreteren. Anderzijds loopt het betoog van Vestdijk – zoals eerder gezegd – daar in zekere zin wel op vooruit. Zijn betoog leunt zwaar op de vooroorlogse cultuurpsychologie met al zin misvattingen over ras, type, karakter en het primaat van de man. Nog afgezien van het optimistische vooruitgangsdenken dat destijds nog eeuwen kon overspannen.
En toch, vervang het woord ‘christendom’ door ‘islam’ en nog heel wat passages van dit half vergeten boek zijn opnieuw actueel. Wie Vestdijk’s gedachten naar onze tijd verplaatst kan moslims niet anders dan een traag en waardig afscheid van hun eigen ‘projecterende religie’ toewensen. Een te snel geseculariseerde samenleving kan een injectie van een premoderne religie nog best gebruiken. Als een mammoet die nog in leven is, zo moet niet alleen het traditionele christendom, maar ook de islam gekoesterd worden. Ze mogen nog lang in vrijheid voortleven, ook al zijn hun dagen geteld, met als enige beperking dat ze ook andermans vrijheid respecteren. Een waardig afscheid kent geen verachting, ook geen uitvlucht of laatste houvast.
Toch zal ‘het verlangen naar grote woorden’, dat diep in de mens verankerd ligt, zelfs na het laatste afscheid blijven bestaan. Het is zaak om voor dat oude verlangen nieuwe woorden te vinden. Woorden die toestanden willen veranderen, zonder van mensen iets anders te maken dan zij zijn. Zo niet, dan dreigt telkens weer het gevaar, dat oude woorden met grof geweld in ere worden hersteld.
***
(Deze tekst is een bewerking van het artikel ‘Een pleidooi voor een waardig afscheid’ dat verscheen in ‘de Moanne’, jaargang 7, september 2004)
Aldus H.
2 januari 2016 op 03:26
Vooral en bovenal: iedereen de beste wensen voor 2016.
May the force be with you.
Maar dan.
‘… is een beetje geloven niet mogelijk. Je kunt immers ook niet een beetje zwanger zijn.’
Wel. Noem het gek, maar ik ben als niet gelovig/atheistisch opgevoed best wel ‘een beetje gelovig’.
Geworden. Laten zeggen: fifty-fifty.
Komt dat door bijbels of korans? Nee, absoluut NIET, integendeel zelfs. Laat ik het beestje gerust maar bij de naam noemen: ik heb niets met het christendom, islam of wat dan ook.
Man oh man, wat een ellende.
Ik heb ook geen enkel idee dat ik ‘iets gemist heb’ of zo.
Of dat er toch ‘iets mist als je niet religieus’ bent.
Nonwhatsoever. Pfff…
Het feit dat ik bereid ben om in iets te geloven ligt in de natuur en omstreken zelf besloten. Niet voor niks zijn de dagen van de week vernoemd naar natuurkrachten en NIET naar namen van sprookjesfiguren.
Zo hebben we een zondag, een maandag,een woensdag, een donderdag etc.
En niet: Jezusdag, Maria dag, Allah dag, Mohammed dag etc.
In feite gaven de oude Grieken, Egyptenaren al aan waar het écht om ging. Krachten van de natuur.
DIE zijn goddelijk. En… behoorlijk duurzaam. En duurzaam kan door kringlopen en feedback methoden, die ALLE in teken staan van LEVEN. En derhalve zou je gerust kunnen stellen: leven is BEDOELD. De vraag is dan echter weer: WIE heeft dit bedoeld? Met welke reden? Met welk doel?
Maar ook omgekeerd beredeneerd.
Stel God bestaat. Welk doel zou het universum hebben zonder leven? Gewoon wat bolletjes die om elkaar heendraaien en dat was het dan? Dan kun je net zo goed géén universum maken.
Wat een werk… pppff… Alsof bolletjes plasma gevoelens hebben.
Stel: God bestaat niet. Dan nog: het universum bestaat wél, evenals (intelligent) leven. Toeval? En AL die kringlopen? Eveneens toeval?
Naah, er zijn domweg grenzen aan toeval.
Enig idee hoeveel ‘manometers goed moeten staan’ om duurzaam , en derhalve intelligent leven mogelijk te maken?
Dat zijn er triljarden. Als God NIET zou bestaan, zou leven ook niet bestaan, dan zou het een immens kansspel zijn.
Maar ook zo weer kunnen doven. Omdat domweg natuurkrachten ‘maar wat deden’. Haal één parameter weg, zoals aantrekkingskracht, of licht, dan zou het hele systeem totaal volkomen nutteloos en irrieel zijn.
Om leven uberhaupt mogelijk te maken zijn echt triljarden voorwaarden nodig. En die moeten dan ook nog eens as a Swiss watch op elkaar zijn afgestemd. En dat miljarden jaren uithouden.
Het feit alleen al dat koolstof niet kan smelten/vloeibare vorm kent, maar als énig element sublimeert. Kent geen vloeibare vorm, daarom smelten bomen ook niet. Gelijk de hele koolstof cirkel aan gort. No plants, no life.
Wel. Of God nou wel of niet bestaat, leven zelf is echt goddelijk te noemen. We kennen, of herkennen, of onderwaarderen de krachten erachter alleen niet, of niet genoeg.
Dat water bestaat. Of de zon opkomt. Of magnetisme bestaat.
We vinden het allemaal zo vanzelfsprekend he?
Dat is het alleszins. Het is onvoorstelbaar bijzonder.
Letterlijk alles heeft een functie. En nut.
God uit een boekje, wat mensen er van hebben gemaakt, is wat mij betreft al eeuwen over zijn houdbaarheidsdatum heen.
Zuigt apenballen, bij de eerste afslag het spoor al bijster.
Terug naar de basis. Terug naar de natuur, en derhalve ook terug naar de wetenschap.
Ik kan niet anders bedenken dat God het ooit zo bedoeld heeft.
Het ligt open en bloot voor uw voeten. Maar ja, kijken en zien he?
Ik heb wat weinig tijd maar zo af en toe verdiep ik me wat in de oude Egyptenaren. In de tijd dat religie werd ‘uitgevonden’ zeg maar. Mij spreekt dat heel wat meer aan dan die derivaten die de christenen, joden en islamieten van hebben gebakken.
‘Gebakken lucht’. Net als Global Warming: gebakken lucht.
(hee, die laatste is leuk he? 🙂 )
Anders gezegd: al die ‘moderne religies’ zijn wat mij betreft een metafoor van ‘bij de eerste afslag het spoor al bijster’.
Ik kan het écht niet serieus nemen.
Bewijs? Hoeveel discussies zijn er wel al niet gevoerd over deze religies. Triljarden. En NIEMAND die nou eens met een soort van waarheid is gekomen he?
Nee. Dat klopt. Wel. Zou dat niet al een teken aan de wand zijn?
Kijken en zien. Schijnt toch wel een dingetje te zijn.
Mede daarom is kunst ook obsolete aan het worden: geen idee welke kant we op moeten kijken, laat staan dat we daar iets zien.
En de rest is allemaal al uitgemolken.
Kan dit terugkomen? Ja. Maar dan eerst de echte wetenschap terug, en het huidige politieke en mediastelsel de nek omdraaien.
Pas dan ontkom je aan die verstikkende idioterie, mentale leegte en absurditeit die deze ‘veelbelovende eeuw’ kenmerkt.
Maar hee joh, doe uw ding.
Vreet, zuip, neuk, bid en bewonder.
Zoeerstmaarweereens.
Aldus H.
2 januari 2016 op 04:00
Nog even een dingetje.
‘Stijlloze Werelddominantie: Een legendarische profeet van het Stijlloze Woord zal terugkeren uit het hiernamaals. Tevens zal De GeenStijl in het voorjaar een poging wagen eindelijk een ****eigen eiland**** te kopen.’
Of ze het nou menen of niet, grappig bedoeld is, al dan niet bewust: wie weet is het een teken aan de wand van een soort bewustwording.
‘Krijg allemaal ongezien de typhus, maar wij zijn weg!’
Nieuw (ei)land. Evolutionaire stap. Eigen wetten.
Ben benieuwd. Even afwachten dus of ze dit echt menen.
http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2016/01/een_kijkje_in_2016.html
Huub Mous
2 januari 2016 op 10:55
@ Aldous
Dat zijn niet je eigen woorden. Ze zijn van Harry Mulisch.
Daartegenover staat de uitspraak van Marcel Duchamp:
RWD
2 januari 2016 op 15:26
Vandaag in Het Parool een interview met hoogleraar Sijbrand de Jong, de nieuwe baas van Cern.
Een quote uit dat interview: “Ons leven is puur toeval, mensen putten hoop uit hun geloof en leven na de dood. Dat heb ik niet”
Huub Mous
2 januari 2016 op 15:40
Ook toevallig!
Yvonne S
2 januari 2016 op 16:56
Zelfs in Bartlehiem kan je via Blendle dat interview meteen opklikken.
En dan krijg je te lezen dat alles toeval is ….
Dat kan toch niet!
Eddy Drost
2 januari 2016 op 17:06
Dat de mensen hoop putten uit hun geloof en leven na de dood lijkt mij niet juist. Hooguit dat ze daar troost uit putten. Iedereen is in principe als de dood voor de dood, maar te denken dat het na de dood ophoud is niet waar. Dat er wel degelijk een vervolg is heeft overigens niets met God te maken.
Huub Mous
2 januari 2016 op 17:33
En dat is dan zeker weer niet toevallig.
Eddy Drost
2 januari 2016 op 18:09
Huub,
Is jouw laatste reactie aan mij of Yvonne gericht?
Huub Mous
2 januari 2016 op 18:22
Mijn reacties maken deel uit van een proces waarin het toeval een centrale rol speelt. Degene tot wie mijn reactie zich richt doet verder niet ter zake. Mijn reacties ontstaan at random. De inhoud komt overeen met het punt (op het tijdstip) t dat algemeen wordt voorgesteld door een stochastische variabele.
Eddy Drost
2 januari 2016 op 19:16
Merkwaardig reactie….ik meende er een vraag in te lezen. Bovendien wat maakt het uit of toeval dan wel niet bestaat?
Huub Mous
2 januari 2016 op 19:27
Aldus Albert Einstein, niet de eerste de beste dus. Als hij zoiets zegt, dan zal het wel waar zijn, denk je dan. Toch hebben deze woorden mij nooit echt overtuigd. Einstein mag dan geniaal zijn geweest, hij was ook behept met zijn eigen denkbarrières. Einstein was een Jood die in Jaweh geloofde, ofwel in de tsimtsoem. Ook voor hem was de schepping uiteindelijk het logisch gevolg van de afwezigheid van God. De verborgen God die zich terugtrekt, zodat in het ontstane vacuüm de materiële wereld kon ontstaan. De Big Bang was dus een implosie van God. God verdween in zijn eigen reet. Dat kon absoluut geen toeval zijn, zeg nou zelf.
Eddy Drost
2 januari 2016 op 19:44
Dus zonder God waren wij er niet geweest….?
Yvonne S
2 januari 2016 op 20:02
Hallo Padvinders,
Natuurwetten en natuurkundige wetten zijn, voor zover zij zelf het niet het toeval gebruiken of beschrijven, echt niet het resultaat van blind toeval. Vandaar dat het Cern mag bestaan en de wetenschap steeds meer blootlegt. Ook al is nu nog steeds minder dan 5% van de ons omringende wereld.
Dat is anders met de onwaarschijnlijk vele stochastische processen, die daarnaast hun invloed doen gelden in de wereld.
Trouwens, “hoe God verdween in zijn eigen reet”, lijkt mij een heel mooi koekje van eigen deeg.
Aldus H.
8 januari 2016 op 01:17
Ik reageer in feite op het blog van vrijdag 8 januari: ‘ De grondtonen van een depressie’.
Maar vooraf:
Huub heeft alle reacties gesloten.
Heeft dit wellicht iets met het ‘exotische’ gedrag van ‘Truusje’ te maken?
Ter info: ‘Truusje’ zegt over zichzelf: ‘ik heb een vervelende vorm van autisme’.
Een ‘Kwalitatief Uitermate Teleurstellende’ vorm van autisme zou ik eerder willen stellen. Pfff…
Maar Huub. Het is jouw blog. Hoe sneu het eigenlijk ook is voor Truusje, laten we ervan uitgaan dat die er ook niks aan kan doen. Maar is het niet beter om je hele blog en aanhang niet te laten kapen/gijzelen door slechts één persoon met een vervelende vorm van autisme?
Oftewel: Truusje blokkeren ipv je hele blog afsluiten.
En JA, ik weet heus wel dat ik een belangrijke bijdrage lever aan Truusje`s gedrag/reacties. Als water en vuur zeg maar.
Aan de andere kant vertoont ‘ze’ dit gedrag ook bij willekeurig iedereen die iets zegt wat ‘haar’ niet bevalt.
Ongenuanceerd schelden, razen, tieren, je ziet ahw de stoom uit de oren komen aan de andere kant van de lijn.
Het lastige is: autisme is niet iets wat ‘zomaar over gaat’.
Voorbeeld: Kort stukje uit de docu het beste voor Kees:
‘Kees Scheldt Duitsers Verrot’
De hele docu is de moeite waard trouwens.
http://www.youtube.com/watch?v=a6K5L-wjNsQ
of anders:
https://www.youtube.com/watch?v=a6K5L-wjNsQ
Nou. Zomaar weer eens. May the force be with you.
Aldus H.
8 januari 2016 op 03:09
Dan nu naar de reactie op ‘ De grondtonen van een depressie’.
Waarom zo belangrijk?
Om de simpele reden dat de (echte) wetenschap sindsdien niet stil heeft gestaan. Alleen: dat krijgt u niet te horen of te zien. Die veelbelovende 21ste eeuw bestaat wel degelijk!
Zoals daar is bijvoorbeeld: kun je het laten regenen in de woestijn? Nou reken maar.
Google maar eens op heavy rain and flooding Dubai. In 2016 nog hoor!
Kun je het klimaat beinvloeden? Nou reken maar!
Zoek maar eens op HAARP en of op HAARP en Jesse Ventura.
simpel gesteld: dit is een super magnetron met een kerncentrale als energie voorziening. Met die magnetron warm je de ionosfeer op. Die bolt op, zeg maar als een bubbel in een fietsband.
Door die ontstane onderdruk ’trekt’ dat hogere straalstromen naar zich toe, en die bepalen weer het weer in onderste lagen.
Ingewikkelder is het niet, het kost alleen veel energie.
Dus: je kunt regenwolken ‘naar je toe trekken’.
Overigens in Dubai doen ze het anders: door ionisatie van lucht.
Die Reich had het wel degelijk bij het juiste eind! !
Het feit dat ie gearresteerd werd zegt in feite al genoeg.
Zelfs Hopi indianen weten door een regendans te doen het boven hun land te laten regenen. Hoe? Hoe werkt dat? Door het stampen op de grond komen er ionen vrij…
Simpel gezegd: water(damp) heeft ‘iets’ nodig om te verzadigen tot waterdruppels. Als die verzadiging is bereikt, gaat het regenen.
Ingewikkelder is het weer eens niet. (Nou ja, bij wijze van spreke dan)
En cloudseeding. Bestaat dat? Nou en of!
Dat kan al met cement. Strooi cement uit boven wolken en het gaat regenen. (Wederom: maak iets dat waterdamp zich gaat binden) Rusland doet dit wel eens tijdens een militaire parade om mooi weer te genereren. Tijd terug ging er iets mis en een vrouw in Moskou kreeg ineens een volle zak cement door haar dak….
Maar ja, ‘geheim, geheim’ he?
En
aardstralenaardstraling? Ha! Dat is al helemaal geheim! Dan kom je op het gebied bliksem en onweer en zo.In feite zijn dat de ‘orgonen’.
Zijn er overeenkomsten tussen psychische onbalans en ‘weer onbalans’? Ja!
Alles heeft met elkaar te maken. Wat ik al eerder zei: de grote gemeenschappelijke deler.
Bijvoorbeeld. Wagenziekte. Wat is dat?
En verder. Sinds de industriele revolutie is de mensheid geconfronteerd met een hoop niet natuurlijke producten zoals kunststoffen en plastics etc. Non-geleiders, isolatoren, zoals rubber schoenen ipv klompen, vloerbedekking ipv houten vloeren, dralon kleding ipv katoen, auto’s op rubber banden ipv paarden karren met houten wielen etc.
Anders gesteld: je hele lichaam inc je brein kan niet goed meer ‘aarden’. Vandaar: wagenziekte als ‘snel voorbeeld’ maar een keur aan andere ‘langzamere en meer vreemde ziekten’.
Werkt electroschock? Ja.
Maar: ze doen het verkeerd. Het brein krijgt wel een soort van reset, maar nog steeds is het niet geaard. Plus een te hoog voltage.
Weet je wie gevoelig zijn voor niet-geaard zijn?
Vrouwen. Je ziet vrouwen dan ook eerder de schoenen uittrekken als ze op gras lopen of op dansfeestjes. Langer douchen.
Kaarsjes aan. (is elektronen bom, geaarde lucht) . Zwemmen. Zonnebaden. Omgekeerd sick building syndrome.
Is het lichaam zelf in staat om zich ’te aarden’?
Jazeker! En dit, worden in extreme gevallen wel eens wonderen genoemd! Self healing, weet ik het. Helpt bidden? Ja!
Maar hoe dan? (Holy) Water speelt hierin een grote rol. Water kan namelijk verschillende ‘geladen rollen’ spelen. Zuiver water geleidt geen stroom. Maar je lichaam kan al naar gelang water zuur of basisch maken. Oftewel: elektronen stromen beinvloeden.
Maar het is nog gekker: in het lichaam kan een base naast een zuur ‘leven’. ZONDER met elkaar te reageren.
En dat is dan ook waarin leven verschilt van simpele chemie.
En kijk: MUZIEK is dan ook een mechanisme dat er voor kan zorgen dat je meer- of minder energie kan krijgen.
Van kutmuziek ga je je helemaal kut voelen, en van geweldige muziek ga je helemaal uit je dak. Dit heeft alles te maken met je energie stromen, met je aarding zeg maar.
We leven in een tijd waarin ‘aarding’ in vele opzichten ver te zoeken is. Hele dagen als raamambtenaar achter een computer op statisch geladen vloerbedekking. Geen wonder dat je ziek wordt. Geen wonder dat de mensheid in alle opzichten in decline is.
En niet te zuinig ook.
Magnetron. WIFI. Mobiele telefoons. Stralende TV/computerschermen. Radioactieve fall out van atoombom proeven.
Wat denk je zelf. Verwaarloosbaar?
Autisme. Vroeger 1 op 1000 of zo. In the US nu al 1 op 68 daaromtrend. Toeval? En maar pilletjes slikken he?
Yeah right. Dat zal de oplossing zijn…
Ik bedenk me al schrijvend dat religie eigenlijk een soort van ervarings-wetenschap van dummies is. Ze weten dat het SOMS werkt (geloof, hoop en liefde) , maar geen énkel idee waarom.
En wederom: hier is dus een taak voor de échte wetenschappers.
En. Gaat dat komen? Hahaha. Welnee man. Ik wil niet voor niks weg.
Alles draait om energie. Alles.
De kunst, EN de wetenschap is, om bij onbalans in energie, de ontbrekende energieen weer aan te vullen. EN wat is hierbij de relatie tot de natuur?
Overigens. Voor wie het wil zien: dat ‘aarden’ kan best wel eens een immens business model zijn voor zowel de bouwkunde als de gezondheidszorg. Niks zweverigs aan hoor, domweg wetenschap.
Maar die wetenschap, laat het net als de kunst, de media en polletiek, al jaren afweten. Wat mij betreft zijn dat pas de echte zweefteven. Komt dat op korte termijn goed?
Hahahahahahahaha!
Nou ja. Weer een verhaaltje, deels waar en deels weer eens lekker om de pot heengepist.
Nog eens een dingetje.
Super magnetron als wapen. Of als verdediging van een land.
Wat heb je nodig? X aantal super magnetrons op grenslocaties.
Wordt je aangevallen? Hoppa, zet die krengen maar aan. Je fikt de vijand of vliegtuigen gewoon op als ware het worstenbroodjes.
Geen munitie nodig, enkel energie, geen enkel spoor van bewijs afterwards. De ‘vijand’ ziet ook helemaal niet dat ze aangevallen worden: maar ineens koken hun organen en hersenen. Snappu?
Bommen en kogels is zooooo 20ste eeuw eigenlijk.
Trouwens, op dezelfde manier kun je vieze keukendoekjes steriel maken. Je fikt gewoon alle bactierieen op. Binnen seconden. #Tip!
Oke. Jesse Ventura video’s zijn niet meer online. Iets teveel staatsgeheimen onthuld denk ik. Afijn, deze dan maar.
Truusje
12 januari 2016 op 18:15
Ja nou krijg ik de schuld met mijn autisme. Maar het komt gewoon door die valse tegenstelling die gecreeerd is. Daar heb ik niks mee te maken. Ik wou van het blog af, maakte niet uit hoe. Verrader: best. Is ook zo. Geniepigheidjes door … moet je voor jezelf houden. Je had het niet voor me op moeten nemen Aldus. Met je eekhoorntjes. Bovendien is er nu niet een nieuw vogeltje bijgekomen? Die mooier zingt?
Truusje
12 januari 2016 op 18:29
Blokkeer mij maar. Lijkt me een goed idee.
Truusje
12 januari 2016 op 18:50
Het is beter om je hele blog en aanhang niet te laten kapen/gijzelen door slechts één persoon met een vervelende vorm van autisme.
Vaarwel geliefde koekebakkers.
Truusje
12 januari 2016 op 19:07
En welbedankt voor de waardigheid en de gedichten.
Truusje
13 januari 2016 op 00:04
Voor ik verkeerd begrepen word: boven, mijn bijdrage van 18.15 uur daar bedoel ik met ik wou van het blog af: ikzelf wou het blog verlaten (geen reacties meer insturen). Alles kan zowat dubbel uitgelegd worden. Pff.
Truusje
14 januari 2016 op 15:32
Nog een tekst van Frederik van Eeden (die van de valse tegenstelling).
Het knopenwinkeltje
Het meest vreesde zij een huis in de stille achterbuurt, waardoor zij gaan moest om tot de arme buurt te komen. Dat was het uiterste van saaiheid. Het was een knopenwinkel, halfdonker met hoge ramen. Zij was er wel eens in geweest, de hoge winkelkasten stonden van boven tot beneden vol witte dozen, en op iedere doos was een knoop bevestigd, als staal van de soort die de doos bevatte. Het rook er altijd even duf, een beklemmende, eigenaardige duffe stank, soms gemengd met den geur van gestoofde kool of uien als in de Tweede Willemstraat. De winkelier was een bleek mannetje met rode bakkebaarden. Hij was niet eens getrouwd, ook die zweem van bekoring ontbrak. Hij woonde met zijn zuster, die zeer op hem leek, ook bleek en klein. Zij hadden beiden een slechten adem, spraken zacht, en als men hun een knoop liet zien, wisten ze dadelijk waar de soort stond, die er ’t meest op leek. Door een glazen deur met tulen gordijntjes zag men een donker achterkamertje dat uitzag op een achterplaats. De knop van de glazen deur was altijd lam, en in het achterkamertje stond een etagère met beeldjes en een petroleumlamp waarover een gehaakt doekje.
Hedwig vreesde dat oord meer dan enige verschrikking die zij op de wereld had leren kennen. Te zeggen “meer dan de dood” zou weinig voor haar betekenen, want voor den dood voelde zij het tegendeel van vrees. Maar zij hoorde niets vreselijk neomen of dat oord scheen haar buiten alle verhouding vreselijker.
En toch kon zij niet laten er langs te lopen en er in te kijken, als geprikkeld door het raadselachtige van haar afkeer. Zij liet het wel eens blijken aan dezen of genen, maar men begreep haar niet. Leo zei dat die twee mensen brave lieden waren, die een goed en eerzaam bestaan voerden, zonder zorg, ver te verkiezen boven het lijden en gebrek der armen. Maar Hedwig kon zich geen lijden en gebrek denken dat haar niet verkieselijk scheen, boven het leven in den knopenwinkel. En het bestaan dier twee mensen vervolgde haar als een boze droom, als het uiterste van menselijken jammer. In de tijden dat haar geest ziek werd en rusteloos, verliet het haar dag noch nach, als een afgrijselijk visioen.
Truusje
14 januari 2016 op 16:04
Nog een filmpje. Van oproepen van geesten in het onderduikershol in het Sterrebos te Groningen.
Een verader, veraden de Joden en konden optijd onderduiken in een ander gedeelte van het bos
Truusje
14 januari 2016 op 16:55
En voor mij K-autisme
3absolute
12 januari 2022 op 22:48
3premier