Niet doen […] Van-Zelf-Gaan

‘Niet doen […] Van-Zelf-Gaan’ op den adem van uwe beweging, zoals die uit de Tao is geboren. De menschen zouden ware menschen kunnen zijn als zij hun leven van-zelf lieten gaan zooals de zee gaat, zooals de natuur bloeit, in de simpele mooiheid van Tao […] Maar de menschen worden verblind door hunne zintuigen, en hunne begeerten. Zij willen lust, verlangen, haat, roem en rijkdom. Zij bewegen fel als groote stormen, en hun gaan is een woest opstijgen, en wild neervallen. Zij houden zich vast aan alles, wat on-reëel is.’

Dat schreef Henri Borel in zijn boek Wijsheid en schoonheid uit China (1895). Henri Borel (1869-1933) heeft ruim een eeuw geleden de Chinese cultuur in Nederland populair gemaakt. Hij wist er alles van. Slauerhoff verslond zijn boeken en reisverslagen. Borel wist ogenschijnlijk alles van het Oosten zoals Karen Armstrong tegenwoordig alles van alle religies af weet. Kort voor zijn dood bekeerde Borel zich tot het katholicisme. Het katholicisme had volgens hem op sommige punten dezelfde voortreffelijkheden als de Chinese cultuur. Hij schreef meerdere boeken over China en Oosterse wijsheid, overigens zonder veel verstand van zaken. Of zoals Martinus Nijhoff over hem schreef: ‘China komt, bij wijze van spreken, niet met al zijn deugden en ondeugden tot ons, maar wij gaan met Borel en al diens deugden en ondeugden naar China.‘ Du Perron gaf Borel zelfs de spottende bijnaam ‘Hang Wang Quak’. Greshoff maakte het nog bonter toen hij schreef:

O kwalijk riekend pus gezwel
O halve zachte, zus Borel,
Met al je gif
En al je kif,
Zijn Slau, ter Braak en Du Perron
Je jeugd, de vreugd, de kracht, de zon; –
Jij bent seniel
Een slap reptiel.
‘Slechts Satan zegt: ik lus je wel’

En toch… Niet doen, van-zelf-gaan, dat is Woe-wei. Het is één van de beroemdste ideeën van de Chinese wijsgeer Lao Tsu. Nada te turbe, ‘Laat niets je verontrusten’. Dat was de lijfspreuk van Teresa van Avila. Er lopen grillige lijnen tussen de oude Chinese wijsheid en de christelijke mystiek. Er zijn problemen die niet onmiddellijk oplosbaar zijn en het is beter om die zich verder kunnen ontwikkelen om zo in samenwerking met het onbewuste tot een oplossing te komen. Dat was was ook wat de psychiater Carl Gustav Jung vaak tegen zijn patiënten zei. Vincent Brome schreef een biografie van Jung en daarin noemt hij enkele voorbeelden van de wijze waarop Jung soms met zijn patiënten omging, In plaats van zijn oor op de ziel van zijn patiënt te luister te leggen, negeerde hij hem dan volledig. Dat gebeurde vooral in situaties waarin de patiënt een wanhopig beroep op hem deed. Non-interventie. Niet doen […] Van- Zelf-Gaan. Dat was wat Jung dan deed. Hij deed niets.

Toen ik dit las bracht het mij een situatie in herinnering die ik zelf heb beleefd. Het was in het najaar van 1977. Ik was een paar maanden daarvoor met mijn hele hebben en houwen verhuisd naar Friesland waar ik mijn eerste baan had gekregen. Dat viel vies tegen. Sterker nog ik raakte in een diepe depressie. Vluchten kon niet meer en ik was de wanhoop nabij. Een half jaar daarvoor was ik voor het laatst bij mijn psychiater geweest in Amsterdam,  dr. A.F. C. Overing. Hij hield praktijk in de De Lairessestraat en later aan de Sofialaan, vlakbij het Vondelpark. (zie mijn blog: Het bloeien van de pinksterbloemen)

Dr. Overing had mij gelukgewenst met mijn nieuwe baan. Ik zou hem niet meer terugzien, zo was de afspraak en beiden hadden we daar alle vertrouwen in. Mooi niet dus. Op een koude novemberdag in 1977  heb ik  – samen met Marijke – hem nog één keer opgezocht, dit keer niet in zijn praktijk in Amsterdam, maar na al die jaren voor het eerst bij hem thuis. Hij woonde in een mooie villa aan de Laan van Boreel in Bloemendaal. Het werd een verschrikkelijke ontmoeting, want dr. Overing zei bij die gelegenheid niets, helemaal niets. Mijn wanhopige roep om hulp werd beantwoord met een pijnlijk lange stilte. De weg terug naar huis was een martelgang. We reden met de bus over de Afsluitdijk. Friesland was opeens heel ver weg. Ik meende dat er geen hulp meer was en stortte definitief in een diepe depressie.

Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijke gespleten lange heden.

M. Vasalis, Afsluitdijk

Dr. Overing is vorig jaar overleden. Hij is 91 jaar geworden. Hij was geen jungiaan, maar een leerling van Rümke. (zie ook mijn blog: De eerste psychiater van Reve). In zijn biografie van Carl Gustav Jung vertelt Vincent Brome het verhaal van een vrouw genaamd Anneliese Aumüller die in grote geestelijke nood verkeerde. Ze was eerder bij Jung in behandeling geweest en bij haar eerste ontmoeting met hem was een nieuwe wereld voor 
haar open gegaan. Jaren later kwam ze opnieuw in de problemen. Het was in de tijd dat in Duitsland de nazi’s 
aan de macht waren gekomen. Heel Europa stortte zich in de oorlog en zij raakte in een diepe depressie. Brome schrijft dan het volgende.

Toen kwam ze opnieuw naar Zürich, ditmaal om Jung te raadplegen. Ze zat 
boordevol problemen, dromen en verwarring, maar tot haar grote teleurstel
ling scheen Jung niet te begrijpen dat ik er een wanhopige behoefte aan had 
met hem te praten. Na een vluchtige blik in mijn richting keek hij door het 
raam de tuin in en begon kalm te vertellen over de lange voorbereiding van 
de Bosjesmannen de avond voor een jachtpartij, over de vele jaren die een 
leerling van het Zen-Boeddhisme doorbrengt met oefeningen, en dergelijke. Zijn monoloog concentreerde zich op het verkennen van ‘het pikdonker 
van een toren waar totaal geen kans op licht is’ , en de ongeduldige Anneliese 
Aumüller was de wanhoop nabij. De volgende ochtend begroette Jung haar met een glimlach die een element 
van sarcasme bevatte. ‘Je was gisteravond erg ongelukkig en vond me een na
re man zonder enig begrip, is het niet?’ Dat gaf ze toe; en direct begon Jung 
een snelle verhandeling over een fout van de Westerse beschaving, die ‘de dingen nooit liet gebeuren’. Hij besprak het Chinese begrip Woe-Wei, het bereiken van een evenwicht tussen activiteit en passiviteit. Een van de schrij
vers die hij het meest waardeerde, vertaalde Woe-Wei met ‘nietsdoen, maar 
ook niet niets doen.’ Aneliese Aumüller zei later over deze episode:

‘Toen ik terugging naar de angsten en verschrikkingen van de oorlog, had 
ik geleerd niet onmiddellijk overal bovenop te springen. Ik wilde niet 
meer met alle geweld elk probleem oplossen, maar was in staat eerst het 
klimaat wat beter te verkennen en de gebeurtenissen af te wachten [···l en 
de patiënt zelfs wanhopig te laten vertrekken, om het onbewuste de kans 
te geven zich te uiten over wat er zou moeten gebeuren.’

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)