Die Zentrale

Huub Mous (1947) kaam tweintich jier lyn nei Fryslân ta. In wike nei’t er yn Amsterdam as keunsthistoarikus ôfstudearre wie, sollisitearre hy by de Fryske Kultuerried. Fjirtjin dagen letter wied er dêr oannommen as stêfmeiwurker foar byldzjende keunst.

‘Belangrijke dingen in je leven beslis je vaak in korte tijd. Het was niet een bewuste keus voor Friesland. Misschien onbewust: mijn vader kwam uit Friesland; die is er in het begin van deze eeuw weggetrokken. Ik was geïnteresseerd in hedendaagse kunst; dat was mijn afstudeerrichting. Ik wilde niet het onderwijs in. Het had ook een museum kunnen zijn of een andere instelling die zich met kunst bezighield. Deze baan trok mij aan omdat het heel breed was. Het was toen nog echt een culturele raad: vooral adviesorgaan, over beleid, subsidies en aankopen beeldende kunst. In de loop der jaren is het meer uitvoerend werk geworden.

Dat was mijn antwoord op een vraag van Jan Piter Janzen in een interview voor het blad Trotwaer in 1996. (zie: hier) Als ik dit interview nu herlees, herken ik vooral de kritiek die ik destijds leverde op de ambtenarij:

“Het valt me wel meer op. Je ziet het ook bij de Provincie en bij gemeentes: op plekken waar de beeldende kunst in het geding komt, komen niet de mensen die hun sporen verdiend hebben, geen specialisten. Er worden mensen benoemd die het nog moeten gaan doen. Je ziet het ook bij ambtenaren: men kiest iemand die eerst wat anders gedaan heeft en nu de kunst maar eens moet gaan doen.”

Die ontwikkeling heeft zich sindsdien alleen nog maar verder doorgezet. De overheid zit niet te wachten op specialistische kennis. Dat was misschien ook wel de belangrijkste reden voor het opheffen van de provinciale adviesraden, waardoor ook de Fryske Kultuerried uiteindelijk het loodje moest leggen. Alles wordt van te voren afgesproken, zodat alles na afloop gecontroleerd kan worden. Zo houdt de ambtenarij zichzelf stand. Het is de Controlerende Centrale Macht die alles in zijn greep houdt als het onzichtbare monster dat overheid heet.

Die Zentrale hat zunächst eine Hauptsorge: Zentrale zu bleiben. Gnade Gott dem untergeordneten Organ, das wagte, etwas selbständig zu tun! Ob es vernünftig war oder nicht, ob es nötig war oder nicht, ob es da gebrannt hat oder nicht –: erst muß die Zentrale gefragt werden. Wofür wäre sie denn sonst Zentrale! Dafür, dass sie Zentrale ist! merken Sie sich das. Mögen die draußen sehen, wie sie fertigwerden!

Adus Kurt Tucholski in Die Zentrale. Het is een prachtige tekst van nog geen vierhonderd woorden, die een vlijmscherp beeld geeft van een heel scala van instituten en met name overheidsinstellingen. Voor alle duidelijkheid geeft Tucholski daar ook nog een paar voorbeelden van: Kleinkinderbewahranstalten, Außenministerien, Zeitungen, Krankenkassen, Forstverwaltungen und Banksekretariate. Ik las dit schotschrift voor het eerst in het begin van de jaren tachtig. Piet Hemminga, mijn toenmalige directeur van de Fryske Kultuerried, had op zijn kamer een knipsel aan de muur geprikt, dat kennelijk afkomstig was uit een Duitse krant. Het was Die Zentrale. Iedereen die binnen kwam en nog even moest wachten, omdat Hemminga nog aan telefoneren was bijvoorbeeld, las wat hier geschreven stond en vroeg zich af waar deze tekst op sloeg. Maar Hemminga liet zich nooit uit over de ware bedoeling van zijn actie. Voor de goede verstaander was het echter duidelijk genoeg. Die Zentrale was het Provinciehuis.

Begin jaren tachtig waren de hoogtijdagen van de Fryske Kultuerried. Het persoonelsbestand groeide en er kwamen steeds nieuwe functies bij. Tegelijk was het ook de tijd van Bestek ’81. Er moest flink bezuinigd worden. Alles moest efficiënter en effectiever. Kortere lijnen en minder inspraak, dat was de nieuwe mantra. Alle onzin uit de tijd van Joop den Uyl moest op de helling, zo ook het ingewikkelde stelsel van sectorale adviesorganen dat ten behoeve van de provinciale overheid werkzaam was – en waar de Fryske Kultuerried deel van uit maakte. Er werd heel wat overlegd in die tijd. Inspraak heette dat. Maar als het puntje bij paaltje kwam besliste Die Zentrale.

Door de jaren heen is er niet veel veranderd. Het Provinciehuis is nog steeds Die Zentrale. Sterker nog, er zijn daar inmiddels heel wat ambtenaren bijgekomen, terwijl er ook heel wat gesubsidieerde instellingen zijn gekortwiekt of geheel opgeheven. Al die ambtenaren moeten natuurlijk ook wat te doen hebben. Ze zijn niet opgeleid voor uitvoerend werk, dus daar schakelt de provincie de instellingen weer voor in, die dan ‘producten’ leveren aan Die Zentrale. Vervolgens gaan die ambtenaren het door anderen uitgevoerde werk zelf nog eens even overdoen, anders hebben ze niets te doen.

Vaak gaan die ambtenaren ook in werkgroepen zitten, om mensen van buiten, die het werk eigenlijk moeten doen, het leven zuur te maken of de wet voor te schrijven. Ik heb dit in de jaren vakmijn beroepsmatige leven talloze malen meegemaakt. Een provinciaal ambtenaar is zielsgelukkig als hij op elke slak van een ander zout kan leggen. Je moet er bijvoorbeeld niet aan denken, als je een brochure moet voorbereiden over een provinciale prijs of zo. Die moet natuurlijk precies aan de eisen voldoen van de housestyle van Die Zentrale. Niet dat Die Zentrale zich zelf aan die regels houdt. Natuurlijk niet, die regels zijn juist opgesteld om anderen te kunnen controleren.

Nee, op Die Zentrale doen we alles liever zelf. Het wordt hoog tijd dat Die Zentrale wordt opgeheven. Dat zou een zegen betekenen voor deze regio.  Maak Friesland deel van een sterkere noordelijke regio die zich werkelijk kan profileren, niet alleen tegenover de Randstad, maar ook in Europees perspectief. Al die provinciale ambtenaren zijn helemaal niet nodig, en al die provinciale politici al helemaal niet. Ze hebben de blik alleen maar naar binnen gericht en houden er  troebele ideologische opvattingen op na, waarmee ze elkaar in het zadel en aan het werk houden.

Het wordt tijd dat iemand wijst op de kleren van de keizer. Friesland heeft een Tucholski nodig die Die Zentrale gaat ontmantelen. Breek Die Zentrale af, en al de daar opgeslagen energie zal zich vrijelijk gaan verspreiden over de hele regio. Er zullen tijden van bloei en voorspoed volgen. Er komt openheid en onbevangenheid. Kortom, Friesland herrijst, als we eindelijk verlost zijn van het provinciale apparaat van nutteloze ambtenaren.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)