Voor het kwaad in de wieg gelegd?

‘Goldensohn deelde het heersende geloof in die dagen dat de nazi-leiders’ pathologisch’ waren, en hoewel hij hen vriendelijke benaderde, probeerde hij vooral een verklaring voor hun ‘verdorvenheid’ te vinden.’

Dat schrijft Robert Gellately in de inleiding voor het boek van Leon Goldensohn, Neurenberg-gesprekken, Nazi’s en hun psychiater Leon Goldensohn. Ik kreeg het boek van Jurriaan voor mijn verjaardag en ben gisteren begonnen met lezen. Het is een wonderlijk verhaal. De Amerikaan Leon Goldensohn was in het voorjaar van 1946 als psychiater in Neurenberg aangesteld om de ongeveer twintig nazi-leiders, die daar gevangen zaten, van geestelijke en medische bijstand te voorzien. Onder hen waren belangrijke nazi-oorlogsmisdadigers als Hermann Göring, Rudolf Hess en Albert Speer. Goldensohn voerde lange gesprekken met hen waarbij hijzelf vooral benieuwd was naar hun beweegredenen. 

Hoe kunnen mensen hun geweten zozeer verliezen en zich volledig overgeven aan het kwaad? Ging het hier gewoon om sadisme of was er soms sprake van een andere – wellicht nog onbekende – geestelijke afwijking?  Sinds Hannah Arendts boek over het Eichmann-proces is men gaan spreken over ‘de banaliteit van het kwaad.’ Het waren immers keurige huisvaders geweest, die zich – als ze een andere opdracht van de Führer hadden gekregen – met evenveel overgave voor de goede zaak hadden ingezet. Maar is dat ook echt zo? Wat zijn eigenlijk de diepste wortels van het kwaad? Zitten die in de genen of in de omstandigheden? Is het kwaad iets wat iedereen kan overkomen? Of moet je voor het kwaad in de wieg zijn gelegd? 

Zoals, gezegd, ik moet het boek nog lezen, maar ik ben wel benieuwd wat ik zelf na afloop zal denken. In de jaren zeventig zag ik de films van Polanski, waar telkens weer een dergelijke vraag wordt opgeroepen. Zo wordt de oude mythe, dat een mens zijn ziel kan verkopen aan de duivel, in de film Rosemary’s Baby nieuw leven ingeblazen. Rosemary ontdekt dat de buren van haar appartement deel uitmaken van een satanische sekte en dat zij kwade bedoelingen hebben met haar ongeboren baby. Haar echtgenoot blijkt samen te werken met de buren vanuit de gedachte dat dit ten goede zou komen aan zijn carrière. Aan het einde van de film wordt Rosemary verteld dat haar kind de zoon is van de duivel. Dan blijkt dat haar moederinstinct het wint van de angst voor satan. De liefde overwint, zodat het kwaad vrij baan wordt geboden. Dat is de menselijke tragedie ten top: de zwakheid van het goede.

De zachtaardige moeder van Hitler heeft haar zoon niet zien opgroeien. Ze overleed in 1907 toen Hitler 18 jaar was. Hitler verloor zijn (hardvochtige en wrede) vader al toen hij 13 was. Zou het allemaal anders zijn gelopen als Hitlers moeder langer was blijven leven en hem had zien opgroeien tot een volwassen man? De zoon hield zielsveel van zijn moeder. Er wordt wel beweerd dat Duitsland voor hem een nieuwe moeder moet zijn geweest. Hij wilde er alles voor opofferen. Als het moest, zou hij voor zijn moeder – en dus voor Duitsland – zelfs zijn ziel aan de duivel verkopen.  

Is het überhaupt mogelijk om je ziel aan de duivel te verkopen? Geen idee, ik zou de Faust van Goethe erop na moeten lezen. Het lijkt een oud idee dat niet meer van deze tijd is. Maar is dat wel zo? We leven juist in een tijd waarin de angst voor het satanisme weer overal de kop opsteekt. Complotdenkers brengen het idee in de wereld dat er binnen ‘de elite’ geheime genootschappen bestaan die erop uit zijn kinderen te offeren of te misbruiken in seksorgieën van pedofielen. Dat deden zelfs de nazi’s niet. Al moet gezegd worden dat de bodem van het kwaad tijdens het bewind van de nazi’s aardig in zicht kwam  

Bestaat er eigenlijk wel een bodem van het kwaad? ‘Het toppunt van ellende bestaat niet,’ zei ooit Emil Cioran. Dat geldt wellicht ook voor het kwaad. Als er zoiets als een hel bestaat, dan kent die geen bodem. De hel is een peilloze afgrond van ellende. En toch, God mag dan dood zijn, de duivel is nog altijd springlevend, zeker in de verbeelding van mensen.

De pijnlijkste vraag die uit dit alles naar voren komt is deze. Als het waar is dat je voor het kwaad in de wieg kunt zijn gelegd, wat is dan nog de rol van een Schepper, God, wie of wat dan ook? Hoe kun je zoiets voor jezelf verantwoorden, ook al heet je de Schepper, God, wie of wat dan ook? Als ik ‘de goede God’ zou zijn, dan zou ik op zijn minst spijt hebben. Doe je huiswerk over, zou ik zeggen, of verklaar je nader. Maar dit prutswerk is bedroevend en nog kwaadaardig ook.

Zie ik mijn blog: Oog in oog met het kwaad 

Reageren is niet mogelijk.