The sun also rises

Met enige weemoed denk ik nog wel eens terug aan de prachtige tv-interviews die Willem Kayzer heeft gemaakt. In de serie Van de schoonheid en de troost (2000) voerde Kayzer gesprekken met uiteenlopende grootheden uit de wereld van de wetenschap en de kunst. Een van hen was de van de week overleden George Steiner, die – zoals verwacht – een krachtig pleidooi hield voor de geletterde cultuur die in deze tijd van ‘ontlezing’ verloren dreigt te gaan. In zijn boek Het verval van het woord (1958) heeft hij hier voor het eerst op gewezen, en nadien is dat betoog eigenlijk alleen maar actueler geworden.

We leven in een tijd, waarin de door lezen opgedane kennis, die actueel in het geheugen aanwezig en oproepbaar is, stilaan verdwijnt. We doen steeds meer een beroep op externe geheugens (Google, Wikipedia) en eruditie is dus een kwaliteit die in belang en aanzien op zijn retour is. Steiner hield vooral een pleidooi voor de geletterde Midden-Europese cultuur die sinds de 18de eeuw met zijn idealen van de Verlichting door de bourgeoisie in ere is gehouden. Die cultuur is in verval geraakt. En de gevolgen daarvan herkende hij dagelijks bij zijn studenten in Cambridge.

Ter ondersteuning van zijn betoog las Steiner een passage voor uit het boek The sun also rises van Ernest Hemingway. Hij moest heel lang zoeken in zijn boekenkast om het boek te vinden. En daarna – na lang bladeren – vond hij de passage die hij zocht. Het gaat over twee vrienden – Jake en Bill – zitten in een bus en in de verte doemt het klooster van Rancevaux op. Na een korte stop rijdt de bus verder de bergen in. Bill praat met een van de Basken in de bus en een andere Bask begint met Jake te praten in het Engels. Hij wil hem spreken over Amerika. Daar is hij jaren geleden geweest, maar hij is er nooit naar terug gegaan, omdat zijn vrouw niet van reizen houdt.

Jake en Bill zijn op weg om de stierengevechten in Pamplona te zien en Jake vertelt over zijn ervaringen die hij heeft opgedaan met vissen in het naburige Burgeete. De conversatie is kort en bondig want het Engels spreken gaat de Bask niet makkelijk af. Ze klimmen hoger en hoger en zien dan het klooster van Roncevaux. Steiner leest dan voor: ‘Daar ligt Roncevaux’, zei ik. ‘Waar?’ ‘In de verte. Waar de bergen beginnen.’ ‘Het is hier koud’, zei Bill. ‘We zitten hier hoog’, zei ik. ‘Wel twaalfhonderd meter.’ Het is verschrikkelijk koud’, zei Bill.

Volgens Steiner moet een geletterde lezer dan meteen doorhebben dat deze passage veel meer betekent dan de letterlijke tekst. Er wordt immers door Hemingway verwezen naar het middeleeuwse Chanson de Roland dat gaat over de slag bij Roncevaux. Bij dit plaatsje werd de ridder Roeland – de paladijn van Karel de Grote – verraden en vermoord. Roeland zou daarbij niet door de machtige Moren zijn afgeslacht, zoals in het Chanson de Roland wordt beweerd, maar door een leger van verbolgen Basken, die kwaad waren omdat Karel de Grote de muren om de stad Pamplona had laten slechten. De meesten van zijn studenten in Cambridge – zo ontdekte Steiner – weten niets meer van en begrijpen de stille hint van Hemmingway niet meer.

En dat geldt stilaan voor iedereen. We hebben alleen nog beelden in ons hoofd, geen teksten. Boeken hebben steeds meer voetnoten nodig, want de woorden de we lezen zijn niet meer direct ‘ge-linkt’ in ons hoofd aan andere woorden in andere teksten. Maar is dat wel zo? Die links in brein mogen dan verdwenen zijn, er zijn andere voor in de plaats gekomen. Tegenwoordig is al deze ‘verloren kennis’ met een beetje googelen binnen vijf minuten boven water te halen. Het is dan ook de vraag of Steiner wel gelijk had met zijn theorie van het ‘verval van het woord’. Het woord is helemaal niet in verval, maar wordt op andere manieren extern opgeslagen in de geheugenlocaties van elektronische netwerken. De generatie Einstein leest nauwelijks nog boeken, omdat ze dat dom en overbodig vinden. En geef ze eens ongelijk. Schopenhauer zei het al:  

Mensen, die hun leven met lezen doorgebracht 
en hun wijsheid uit boeken geput hebben, gelij
ken op degenen, die zich uit vele reisbeschrijvin
gen nauwkeurige kennis omtrent een land hebben 
eigen gemaakt. Zulke lieden kunnen over veler
lei zaken inlichtingen geven: maar in de grond 
van de zaak bezitten zij toch geen samenhangen
de, duidelijke, grondige kennis van de gesteld
heid van het land. Zij daarentegen, die hun leven 
met denken hebben doorgebracht, gelijken op 
degenen, die zelf in dat land zijn geweest: zij 
alleen weten eigenlijk, waar het over gaat, ken
nen de dingen daar te lande in hun onderling 
verband en zijn in de ware zin van het woord 
daar thuis.

Dat mag dan zo zijn, deze wijsheid heb ik mij eigen gemaakt door het lezen van een boek. Ik mag graag boeken lezen ook als ik op op vakantie ga om een ander land te zien. The sun also rises  is een prachtig boek, vooral als je naar Spanje gaat.

Spanje is voor mij een land vol herinneringen. Het is een gave om te kunnen vergeten, maar het geheugen is ook een troost. Als het waar is  – wat Gilles Deleuze ooit heeft beweerd – dat alles gebeurt alsof het universum een gigantisch geheugen is, dan zijn ook onze herinneringen gebeurtenissen die even werkelijk zijn als alle andere gebeurtenissen die we ‘werkelijk’ noemen. Herinneringen dienen zich plotseling aan. Ze verdwijnen ook weer, even raadselachtig als ze gekomen waren. Het heden is slechts een rimpeling in een vijver van eeuwigheid. Een herinnering is als een vis die even opspringt uit het water, en het laatste wat een vis ontdekt is het water waarin hij zwemt. Het leven is een vreemde vulkaan waaruit almaar vonken opspringen als de gloeiende as van een eeuwig brandend vuur. We zijn op weg naar de eeuwige gelijktijdigheid van het ongelijktijdige.

Pamplona0001.jpg

We schrijven 17 juli 1965. Op de camping in Pamplona is het 38 graden in de schaduw. Mijn vader en moeder zijn beiden in de stoel in slaap gevallen. Er wordt gesnurkt. De foto toont een moment van diepe rust. Er waren weinig mensen op de camping, weet ik nog. Hij lag ook een beetje achteraf, aan de rand van een sportpark, maar wel redelijk dicht bij het centrum van de stad.

4 april, 1980(3)0001

Centrum Pamplona, 1965 (de pijl verwijst naar de locatie van de foto)

De middag is voor de honden en de barbaren, zeiden ze vroeger in Rome. Dan doe je dus niks. Je zorgt er in ieder geval voor dat je niet de straat op gaat. Je zoekt een hangmat, een divan of een luie stoel. Hoe dan ook, je valt in slaap. De siësta is heilig in de landen rondom de Middellandse Zee. Tenminste, dat heb ik altijd zo gedacht. In de praktijk blijkt de siësta voornamelijk in Spanje te bestaan. Zelf in het naburige Portugal wordt er nauwelijks aan gedaan. Door Europese regelgeving is tegenwoordig de siësta ook in Spanje onder druk komen te staan. Europa maakt ons allemaal gelijk, dus blijven veel winkels open ook in Pamplona, als de zon hoog aan de hemel staat.

The sun also rises….

Tien dagen eerder was het feest van San Fermin gevierd, met de beroemde stormloop van de stieren door de smalle straten van de stad. In veel etalages hingen foto’s. Halsbrekende toeren van overmoedige jonge mannen. Het testosteron dat een uitweg zoekt in een van de meest gewelddadige rituelen die er in Spanje bestaan.

Pamplona ligt op de route naar Santiago de Compostella. In 2007 was ik heel even terug in die stad. Ik was op reis in mijn herinneringen. In mijn koffer zat het boek The Sun also rises Ik wilde die streek opnieuw zien, het bergachtige decor de plekken waar het Chanson de Roland is ontstaan. De terrassen waar Hemmingway heeft gezeten, maar vooral ook de camping waar mijn ouders op 17 juli 1965 in slaap zijn gevallen. In zijn boek schrijft Hemmingway:

“I was a little ashamed, and regretted that I was such a rotten Catholic, but realized there was nothing I could do about it, at least for a while, and maybe never, but that anyway it was a grand religion, and I only wished I felt religious and maybe I would the next time….”

Toen mijn dochter in 2012 de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella ging lopen, helemaal vanaf Roncevaux, heb ik haar het boek van Hemmingway meegegeven. Zij heeft het onderweg achtergelaten in een Refugio, een soort hostel dat opgezet is om pelgrims te ondersteunen.

Eruditie wordt dus een kwaliteit die hoort bij een voorbije, geletterde cultuur. Maar is dat erg? Daar komt ook iets nieuws voor in de plaats. Sterker nog, oude geletterdheid belemmert de creatieve geest. Het maakt je behoudend en ontneemt je de broodnodige onbevangenheid voor het nieuwe. We leven in een multimediale e-cultuur, waarin talloze nieuwe dwarsverbanden ontstaan tussen woord en beeld. Anders gezegd, tussen de beide hersenhelften. Dit levert een nieuw soort intelligentie op, een nieuw soort eruditie en een nieuw soort inventiviteit.

En dat geeft ook weer wat hoop in deze sombere tijden. De onheilsboodschap van George Steiner over de teloorgang van de geletterde cultuur bereikte pas echt een miljoenenpubliek, toen hij voor zijn eigen boekenkast werd gefilmd en die beelden sindsdien eindeloos oproepbaar zijn op YouTube. Soms vinden we het maar al te plezierig om te blijven somberen over alles wat teloorgaat. George Steiner moet dat als geen ander geweten hebben.  Zijn cultuurpessimisme was misschien wel bij uitstek het gekoesterde domein van de schoonheid en de troost.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)