Hoe moet ik het de stad vertellen

Marijke op het Begijnhof, maart 2008

Om redenen die hier er verder niet toe doen ben ik morgen een dagje op en neer naar Amsterdam. Zoals elke keer dat ik daar ben zal ik dan een kaarsje opsteken in de kapel van het Begijnhof. De vader van Marijke had graag gewild dat we daar waren getrouwd. Hij was elk jaar vrijwilliger bij de Stille Omgang. Maar Marijke wilde dat niet. Het was niet onze wereld. Het was te gewild, te veel highbrow.

Dat hele kerkelijke huwelijk van ons was trouwens toch een beetje een farce. We deden het om Marijke haar ouders gerust te stellen. En eigenlijk, om heel eerlijk te zijn, omdat haar vader dan de bruiloft zou betalen. Pa wist dat ook wel, maar speelde het spel mee. Hij was allang blij dat het toch een kerkelijk huwelijk zou worden. In ons beider parochiekerk, dat wel: de Martelaren van Gorkum op het Linnaeushof. Katholicisme is de religie van het alsof. Gerard Reve wist dat als geen ander. Het is het kenmerk van de ware religie.

Altijd als ik in Amsterdam ben, zie ik duizend plekken die mij aan Marijke doen denken. Niet dat ik daar problemen mee heb. Marijke wás Amsterdam. Als ik daar ben, kom ik thuis, alleen al omdat ik haar aanwezigheid daar sterker voel dan hier. Als met al ben ik door de jaren heen hier in Friesland aardig ingeworteld. Ik spreek de taal niet, dat is het enige. Maar voor de rest vind ik in deze contreien blindelings mijn weg.

Wat Marijke betreft ben ik daar niet zo zeker van. Ze had een Amsterdams accent. De theoloog Mönnich heeft ooit beweerd: ‘Als ik God hoor spreken, dan heeft Hij een Amsterdamse tongval.’ Ik kan dat niet nazeggen, maar als ik de stem van God ooit zou horen, dan hoor ik de tongval van Marijke. Haar humor en gogme waren puur Amsterdams. Het hart lag bij haar op de tong. Ze keek bij mensen recht in de ziel.

Marijke had het niet zo op de Friezen. Haar geest waart hier ook niet rond. Die dwaalt nog altijd door de straten en stegen van Amsterdam. Alleen daar kan ik haar vinden, al was het maar door een kaarsje op te steken op de plek waar ze niet wilde trouwen.

Hoe moet ik het de stad vertellen
Met stille trom of hoorngeschal
Hoe moet ik het de stad vertellen
Dat jij niet meer komen zal
Dat jij nooit meer langs de boten
Dat jij nooit meer naar de kroeg
Dat jij nooit meer aangeschoten
Dat jij nooit meer ´s ochtends vroeg
Dat jij nooit meer met een glimlach
Dat jij nooit meer op het plein
Dat jij nooit meer op een dinsdag
Dat jij nooit meer hier zou zijn.

(Tekst: Boudewijn de Groot en Marcel Verreck)

Reageren is niet mogelijk.