De onmogelijke missie van Westerhof

Je moet er altijd voor waken om onheuse opmerkingen van je tegenstander nog eens te herhalen, zodat deze woorden gehoor vinden bij een breder publiek. Een beroemd voorbeeld van deze domme handelwijze leverde ooit de judoka en IOC-bobo Anton Geesink. Zijn tegenstander Hans Blankert, oud-voorzitter van NOCNSF, werd door Geesink voor de rechter gedaagd vanwege een vermeende reputatiemoord. Blankerts verweer was kort en krachtig: ‘Geesink staat op zijn eigen schoenen te plassen’, zo verklaarde hij. Omslachtig legde Geesink daarop uit dat hij nog uitstekend in staat was zonder hulp en zonder knoeien te urineren. Gevolg: de uitspraak van Blankert werd geschiedenis en daarna talloze malen herhaald, zelfs hier weer in dit blog.

Ik moest hieraan denken toen ik gisteren de onheuse woorden las, die Oeds Westerhof – kennelijk in een onbewaakt moment –  of Facebook in mijn richting had geuit. Met het voorbeeld van Gesink in gedachten zou ik er verstandig aan doen die woorden niet nog eens te herhalen. Maar ik doe het toch. Oeds tikte de volgende opmerking op zijn I-phone:

‘Je bent gevoelig voor het sentiment van het miskende intellectuele genie. Dat had je bij Fortuyn, dat heb je bij Baudet. Ik begrijp best waar dat bij jou vandaan komt. Jij had natuurlijk ook meer in je mars dan vergaderingen notuleren.’

Tja, daar heb je het weer. Het verwijt dat ik gefrustreerd zou zijn omdat ik dertig jaar lang in Friesland ben blijven hangen in een baantje dat naar verluid ver onder mijn niveau lag. Toen Wim van Krimpen hier benoemd werd als directeur van het Fries Museum, werd hem door Asing Walthaus een paar woorden van mij voorgelegd die ik ik de krant over hem had geschreven. Van Krimpens antwoord was tekenend: ‘Mous, ziet die hier nog steeds?’ Toen ik later in de krant kritiek leverde op de toenmalige cultuurgedeputeerde Bertus Mulder, reageerde deze met de historische woorden, ‘In man mei de talenten fan Mous fertsjinnet better as Fryslân.’ Zoiets heet: ‘je tegenstander het graf in prijzen’.

Maar terug naar Oeds. Hoe zit het met hem? Hij zal ongetwijfeld nooit meer hoeven te notuleren. Als je een afspraak met hem wilt maken, verloopt dat via zijn secretaresse, want Oeds beheert zelfs niet meer zijn eigen agenda. Het ontbreekt er nog maar aan dat hij een dure leasebak heeft van het organisatiebureau Lwd 2018. Nee, Oeds is zeer correct. Ook met de declareerbonnetjes. Net als Rutte declareert hij nooit bonnetjes. Hij betaalt al de consumpties, waarop hij anderen trakteert, uit eigen zak, doodsbenauwd als hij is dat hij nog eens door burgemeester Fred Crone gewipt zal worden.

Want deze kleinzielige burgemeester heeft hem al eens eerder een poets gebakken. Een poets voor Oeds. Nadat Oeds het bidbook van Leeuwarden langs de Brusselse jury had geloodst, kreeg hij van Ferd Crone een functioneringsgesprek van twintig pagina’s aan zijn broek. Oeds mocht nadien beslist niet de eind-directeur van Lwd 2018 worden, en werd voor die functie inmiddels al twee maal gepasseerd. Oeds moest zich tevreden stellen met een directiefunctie in de marge: directeur legacy.

Maar wat is dat, legacy? Letterlijk betekent dit: erfenis of nalatenschap. Anders gezegd; Oeds moet ervoor zorgen dat straks, als  dit peperdure festijn voorbij is, er ook nog wat van overblijft, bijvoorbeeld: een verbetering van het culturele klimaat van Friesland. Dat is een hopeloze missie. Sterker nog, een mission impossible. Ik kan u nu al voorspellen dat dit niet gaat lukken.

Het culturele productieklimaat in Friesland is slecht. Het komende jaar wordt het nog slechter, want alle culturele fondsen zijn dan uitgekleed. Wie op cultureel gebied iets wil ondernemen kan dat in de komende tijd beter buiten de provincie doen. Een bureau als BUOG bijvoorbeeld, dat voor zijn theaterproducties vooral afhankelijk is van Friese fondsen, onderneemt komend jaar nagenoeg niets in Friesland. Er is gewoon geen geld. Maar wat blijft er dan over van de activiteit van het door Oeds zo aangeprezen programma van Lwd 2018?

Ook dat kan ik u voorspellen: niets.

Neem nu alleen al de beeldende kunst. Enige weken geleden kreeg ik een brandmail van Dolph Kessler met als prangende titel: ‘Nog is het niet te laat!’ Dolph wilde tijdens het ArtNoord- weekend in Museum Belvedère een ‘informele stamtafel beeldende kunst’ organiseren. Het woord ‘stamtafel’ was bedacht door de directeur van de manifestatie Noorderlicht, Ton Broekhuis. Het zou een avond worden met een simpele maaltijd, waarbij over van alles en nog wat gesproken kon worden. In eerste instantie was die avond bedoeld voor de ‘stakeholders beeldende kunst’, mensen die op de één of andere manier in organisatorische zin betrokken zijn bij de beeldende kunst in Friesland.

Achtergrond van dit initiatief was het gegeven dat in 2018 bij de Culturele Hoofdstad te weinig aan beeldende kunst te zien is. Natuurlijk zijn er de Elf Fonteinen en Sense of Place, maar dat is het dan. Aan Friese kunstenaars is dit geldverslindende project niet besteed. Zij staan gewoon buitenspel.

Hoe zit het dan met de ‘legacy’? Welnu, die erfenis kun je nu al op je buik schrijven.

Ik heb geen idee of die stamtafel in Museum Belvedère nog door is gegaan. Ik heb er in ieder geval niet aan meegedaan. Dertig jaar lang heb ik geprobeerd de beeldende kunst in deze contreien een beetje van de grond te tillen. De laatste tien jaar is het alleen maar slechter geworden. Dat komt niet omdat ik tien jaar geleden gestopt ben met dat kutbaantje, maar door de economische crisis en alle bezuinigingen daarna, die het productieklimaat voor beeldende kunst in deze provincie nagenoeg om zeep hebben geholpen.

Wat gaat Lwd 2018 hier aan doen? Niks noppes nada!

Dat heet ‘legacy’ en daarvoor moet je bij Oeds Westerhof zijn.

Reageren is niet mogelijk.