Grand Hotel Central

Deze foto is genomen op 21 oktober 2011. Marijke en ik waren in Rotterdam. De dag daarvoor was het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose gepresenteerd in het Dolhuys in Haarlem. Na afloop vertrokken we naar Rotterdam, waar we belandden in Grand Hotel Central, dat zich midden in het uitgaanscentrum van de stad bevindt. Het was een hotel dat zijn beste tijd had gehad, maar wel iets eigenaardigs had. Het had wel iets weg van het Chelsea Hotel in New York, tenminste zoals ik me dat voorstel, want ik ben nog nooit in New York geweest. De bar was er tot diep in de nacht geopend.

Het gesprek van de avond was Khadaffi, wiens dood die dag bekend was geworden. Ver na twaalven kwamen er nog gasten binnen die het concert van Bob Dylan en Mark Knopfler in Ahoy hadden bijgewoond. Ze hadden zo hoog in Ahoy gezeten, dat ze alleen in de verte iets hadden waargenomen dat op de hoed van Dylan leek. Maar voor de rest was hij onverstaanbaar goed. Soms leek het wel Italiaans wat knagend uit zijn strot kwam. Toch niet gek voor zo’n krasse knar, dacht ik bij mezelf. Hoe dan ook, er ontstond nog een wonderlijk sfeertje daar in de bar van Grand Hotel Central.

Toen we eindelijk op de hotelkamer belandden, bleek dat daar een tropische temperatuur heerste van minstens van 35 graden Celsius. Aangezien de centrale verwarming niet zachter kon, was de enige remedie de balkondeuren wijd open zetten. Het gevolg was dat het luidruchtige straatrumoer tot zes uur ’s ochtends te horen was, waarna een ploeg werklieden met drilboren het plaveisel begon open te breken.

Veel nachtrust kwam er dus niet van, die eerste nacht in Rotterdam. De tweede wel gelukkig, na een welbestede dag met een bezoek aan Museum Boymans van Beuningen, Hotel New York (met speedboot over de Nieuwe Maas), de expositie van Eugene Atget in het Fotomuseum in het voormalige Las Palmas, en een rondleiding van Renate door de meest bruisende stad van Nederland. Enigszins dolgedraaid na de ervaringen in het Het Dolhuys en deze grootstedelijke hersenspoeling keerden we terug in it heitelân.

Gisteren moest ik hier weer even aan denken, aan dat Gran Hotel Central in het hartje van Rotterdam, waar de wereld aan onze voeten lag. Ik was een beetje aan het kwakkelen de laatste weken. Zeurende oorontsteking die maar niet over ging, Ik heb een aantal afspraken moeten afzeggen. Bovendien veel drukte om het manuscript van mijn boek deur uit te krijgen. Die tekst is inmiddels zorgvuldig gecorrigeerd en geredigeerd door een hele goede bekende van mij. Maar al die correcties moesten nog wel worden ingevoerd. Daar ben ik een paar dagen mee bezig geweest. Dat is nu achter de rug, en ik knap gelukkig ook weer een beetje op.

Gisterochtend is het manuscript in een dikke envelop de deur uit gegaan. Daarvoor heb ik nu zelf het ritueel uitgevoerd dat Marijke altijd voor haar rekening nam. Ze had dat ook zelf bedacht. Ze pakte dan de grote fles Lourdeswater die wij ooit uit Lourdes hebben meegenomen en besprenkelde daarmee de dikke envelop. ‘Als er maar Gods zegen op rust,‘ zei ze dan, met een knipoog naar Gerard Reve. Die gevleugelde woorden sprak ik nu zelf, maar mijn gedachten dwaalden af naar die klamme nachten in Gran Hotel Central.

Reageren is niet mogelijk.