De diamant en het kasteel

‘… God, zie hoe wij onszelf niet begrijpen,
niet weten wat wij willen,
hoe wij ons oneindig ver verwijderen
van waar wij naar verlangen.’

Deze woorden van Theresia van Avila gebruikte Francois Mauriac als motto voor zijn roman Le Nœud de vipères (1932), die in het Nederlands werd vertaald als De adderkluwen. Ik las dat boek toen ik zeventien jaar was, in augustus 1965 op de camping van Lourdes, waar ik toen met mijn ouders verbleef. Twee jaar later gebruikte ik dezelfde woorden als motto voor het opstel dat ik moest schrijven voor het eindexamen van het gymnasium.

Daarvoor kreeg je destijds een aantal titels op, waaruit je een keuze kon maken. Vervolgens kreeg je twee uur de tijd om een tekst op papier te zetten. De titel die ik koos staat me niet meer helder voor de geest, maar ik dacht dat hij iets van doen had met het belang van vredesbewegingen in de wereld van vandaag.

Hoe dan ook, ik schreef een betoog van vier kantjes dat in één keer uit mijn pen vloeide, alsof het al maanden in mijn hoofd zat. Na een half uur was ik klaar en verliet ik de examenzaal, waar ik mijn klasgenoten in verbazing achterliet. Dat kan nooit wat zijn, zag ik ze denken. Mijn leraar Nederlands, mijnheer Slijpen, was een andere mening toegedaan en wist kennelijk ook de gecommitteerde te overtuigen van de kwaliteit van mijn verhaal, want het werd beloond met een 9, een cijfer dat nog altijd trots op mijn eindlijst prijkt. De tekst van mijn opstel heb ik nooit meer teruggezien.

Ik wist toen nog niet zoveel van Theresia van Avila, en kende verder alleen een uitspraak van haar die Pater Lorié nog wel eens wist aan te halen. ‘Het leven is een overnachting in een slechte herberg,’ placht hij dan te zeggen, woorden waaraan ik altijd terugdenk als ik de nacht moet doorbrengen in een slecht hotel. Hoop doet leven. Nee van Theresia wist ik eigenlijk helemaal niets in die tijd, hoewel ik in de zomer van 1964 nog in Avila geweest was, wederom samen met mijn ouders. We hadden de middeleeuwse muren van de stad bewonderd en even rondgelopen in het oude centrum. Op een foto zit ik in korte broek met pet op samen met mijn moeder voor de muur van Avila. Ik was zestien, een jongen nog.

Theresia van Avila heeft God ooit ook eens beschreven zoals ze hem in een van haar visioenen had gezien: ’…. een heel heldere diamant, veel groter dan de wereld, en alles wat wij mensen doen is in die diamant te zien.’ Als metafoor wijst de diamant op een kernaspect van de mystiek: de  integratie van vele perspectieven die tezamen – als de ziel in het diepst van zichzelf God aanschouwt –  een overkoepelend perspectief vormen. Het kasteel is de ziel en de diamant is God, zo zou je de mystiek van Theresia van Avila kunnen samenvatten. Maar meer nog dan de diamant past het kasteel bij de ziel van Spanje, het land dat eeuwenlang een katholiek kasteel is gebleven.

Niet de ratio maar het geloof stond in dit imperium centraal. Overal moest eenheid zijn, eenheid in verscheidenheid, want echte verschillen konden er niet zijn op deze wereld. Ieder mens maakte immers deel uit van het Mystieke Lichaam van Christus, waarover Paulus had geschreven en dat Erasmus centraal had gesteld in zijn vrome leerboek Enchiridion. Dat Spanje werd later duister genoemd, in de eeuwen na de Verlichting. Het was een land dat de Italiaanse Renaissance niet had gekend en in één keer van de Gotiek in de Contrareformatie was gegleden.

Zo’n honderd kilometer ten zuiden van Avila ligt Oropesa, een klein stadje in Castilië, de streek in Spanje die zijn naam dankt aan het Spaanse woord voor kasteel: ‘castillo’. Die kastelen werden gebouwd in de tijd dat de Spanjaarden nog vochten tegen de Moren. Theresia van Avila kwam er vaak, maar wij zijn er toen voorbij gereden zonder het kasteel te bezoeken. We overnachtten toen in de buurt van Toledo dat iets oostelijker ligt, stroomopwaarts aan de Taag.

Niet in een kasteel, zelfs niet in een slechte herberg, maar gewoon weer in de tent op een camping. Zo hebben we dagenlang de kale hoogvlakte van Castilië doorkruist. Dit weerbarstige landschap, zo leek het, had iets weg van het binnenste binnen van de mens. Of zoals Jean Genet het in de slotzin van zijn Dagboek van een dief had verwoord: ’Het innerlijk bagno dat ik in mij ontdek nadat ik dat gebied in mijzelf heb doorkruist dat ik Spanje noem.’

Oropesa ligt ook net buiten de grote toeristische routes. In de meeste reisgidsen van Spanje wordt dit oude stadje niet eens vermeld. Gelukkig heb ik nog mijn oude ANWB-gids uit 1961 die zeer volledig is. ‘Oropesa’ zo lees ik, ‘heeft een imposant kasteel met ronde vestingtorens, in de middeleeuwen gebouwd. In de 15de eeuw werd er nog een prachtig paleis aan toegevoegd. Hier vertoefden o.a. verschillende Castiliaanse vorsten en de beroemde Spaanse heilige Santa Theresia de Avila. Thans is het als parador (staatshotel) in gebruik.’

Het moet voor een Spanjaard in het Castilië van de zestiende eeuw een voor de hand liggende gedachte zijn geweest om de menselijke ziel als een kasteel op te vatten. De ziel is een innerlijke burcht. Binnenin zit God. In de buitenste vertrekken heerst de duivel. Ieder mens wordt door centrifugale krachten weggedreven van de liefde in het midden van zijn ziel. Zich keren tot God betekent dan ook primair het vermogen om jezelf te verstaan. Om het binnenste binnen van het kasteel te vinden. Om te weten wat het hart in diepste wezen verlangt.
.
De de weg die een mens moet afleggen om de enig ware Liefde te bereiken is een weg in zeven etappes door zeven verblijven van het ‘kasteel van de ziel’. De eerste drie verblijven zijn ‘de weg der loutering’, de tweede drie ‘de weg der verlichting’ en het zevende verblijf is de bekroning: ‘de weg van de eenwording’. Men doorloopt deze verblijven niet in een vaste volgorde, maar ze zijn met elkaar verweven. Ook Johan van het Kruis vergelijkt de mystieke weg met een reis in zeven etappes, alleen spreekt hij over het afdalen in zeven kelders.

Twee jaar geleden vond ik bij de kringloopwinkel de driedelige Werken van Mystieken van Theresia van Avila. De boeken zijn uitgegeven in 1949 bij Paul Brand in Bussum. De vertaling en het commentaar zijn van Titus Brandsma. Een van de teksten draagt als titel ‘Het kasteel der ziel’. Het is een verhandeling in zeven hoofdstukken, die Teresia schreef in het jaar 1577 aan haar medezusters, de ongeschoeide karmelietessen. Zij zat toen in het klooster van de heilige Jozef van de Karmel in Toledo. Het boek wordt besloten door een toelichting van Titus Brandsma, getiteld ‘De graden van het contact der ziel met God’. Zo schrijft hij onder meer het volgende:

‘Het kasteel der ziel stelt zij zich voor als een paleis met vele verblijven, waarin God zijn welbehagen heeft. Hij woont zelf in het binnenste, zevende verblijf van dit kasteel en de ziel heeft toegang tot hem, nadat ze de eerdere verblijven heeft doorlopen, waarbij God steeds meer werkt. Ingekeerdheid, rust, roes van liefde, vereniging, gewone en smartelijke extase bereiden voor op dit verblijf, waar, na de geestelijke kennismaking en geestelijke verloving, het geestelijk huwelijk gesloten en genoten wordt in bijna ongestoorde aandoenlijkheid.’

Reageren is niet mogelijk.