2005

Eind september in Westdorpe in Zeeuws Vlaanderen. Een idyllisch tafereel, zo aan de witte wijn op een terras aan het water. Ik opende daar een tentoonstelling van Friese kunstenaars, die Wim Bors had georganiseerd. Jarenlang waren Marijke en ik al met Wim en Lucie bevriend. Wim zou in november 2010 overlijden. Ik mocht toen spreken bij zijn uitvaart. Marijke lag die dag in het ziekenhuis met een gebroken heup. Maar dat wisten we hier nog allemaal niet. The future is not ours to see. Gelukkig maar,

Een mooi weekend zou het worden daar in Zeeuws Vlaanderen. Een moment van rust na een rumoerige tijd. In juli was Londen opgeschrikt door een terroristische aanslag waarbij 52 doden en 700 gewonden vielen. Het jaar daarvoor was het al raak geweest in Madrid met 191 doden en 2050 gewonden tot gevolg. Er kwamen andere tijden. ‘Het Nederland van ooit’ bestond niet meer, zoals Ayaan Hirsi Ali al had gezegd.

Voor mij zelf was het jaar meteen al stormachtig begonnen met een tentoonstelling van Alfred H. Stucki in de Infirmerie. Kunst Und Träne, afgekort: K.U.T. De tentoonstelling was een reactie op de moord op Theo van Gogh, maar dat hebben maar weinig mensen begrepen, vrees ik. Het bijbehorende billboard werd als aanstootgevend ervaren en moest dan ook snel verwijderd worden.

Op de voorpagina van de LC schreef ik een referendum uit onder de Friese bevolking over de vraag of dat K.U.T.-billboard nu mocht hangen of niet. Geert Dales zou de tentoonstelling openen. Ik kende hem nog uit mijn tijd bij het Fonds BKVB in Amsterdam, waar hij voorzitter was. Twee maanden daarvoor had ik hem nog uitgebreid geïnterviewd voor De Moanne. Maar hij wilde zijn vingers niet branden aan de opening van deze K.U.T-tentoonstelling en zei  op het laatste moment af.

De uitslag van het referendum gaf weinig ruimte voor misverstand. Een overgrote meerderheid van de binnengekomen stemmen wilde dat het doek alsnog zou hangen. Toen ik dit aan Geert Dales liet weten adviseerde hij mij dat Stucki maar een vergunning aan moest vragen. Die vergunning kwam uiteindelijk los, maar we kregen het doek niet meer omhoog.

Dat alles leidde uiteraard tot behoorlijk veel gedonder, niet alleen buiten maar ook binnen Keunstwurk. Het hele gebeuren leverde me de eerste officiële waarschuwing op van het bestuur van Keunstwurk. Ik kreeg hem per aangetekende brief thuisbezorgd. Marijke weigerde echter te tekenen voor ontvangst zodat de ongeopende brief weer retour afzender ging. Uiteindelijk werd hij door een van mijn collega’s bij mij thuis in de bus gegooid. Van je collega’s moet je het hebben, zo leerde ik in die tijd

Er gebeurde nog veel meer dat jaar. Teveel om op te noemen. In de winter van 2005 wilde ik me ook nog wel eens verkleden. Als de Kip en de Os verstoorden Eeltsje Hettinga en ik een dichtersavond bij Boekhandel De Tille in Leeuwarden. Tsead Bruinja sprak er nog jaren later schande van. Ik schreef mijn eerste boek: Reizen door de tijd, publieke kunst in Fryslân 1945-2005. Het was zeker niet mijn slechtste boek, maar het ligt inmiddels al weer jaren in de ramsj.

Ik begon ook te schrijven op internet, mepte behoorlijk om me heen en raakte in debat over een Friese dichter die fout was geweest in de oorlog. God, hoe heette die man ook al weer? ‘Floedstream oan skellery op Frysk ynternet, kopte de Leeuwarder Courant. Al dat gesodemieter leverde Abe de Vries uiteindelijk de Gysbert Japicxprijs op. Bij de prijsuitreiking fluisterde Michaël Zeeman zachtjes mijn naam in de stadhuiszaal van Bolsward, waar je een speld kon horen vallen. Ik had Michael eerder in een internetpost een ladelichter genoemd. Dat vond hij niet leuk. God hebbe zijn ziel.

Mijn directeur begon inmiddels sadistische trekjes te vertonen. Ik werd door haar onder curatele gesteld. Elke week moest ik als enige medewerker van Keunstwurk een uur lang bij haar op de kamer komen om te vertellen wat ik allemaal aan het uitspoken was. Ook buiten de deur werd er flink gekonkeld door mensen die het op mij hadden gemunt en achter mijn rug om bij mijn directeur begonnen te klagen.

Op een dag zei ze dat ze een van die klagers persoonlijk zou gaan opzoeken om zijn hele verhaal te kunnen aanhoren. ‘Als je dat spannend vindt, moet je dat vooral doen,’ zei ik. Nooit eerder heb ik in een  blik zoveel haat gezien.

Voortaan was het oorlog en leken alle middelen geoorloofd voor mij als rebel without a cause. Ook dwaalden er ’s nachts nog altijd spoken rond in De Infirmerie. Misschien waren het wel de zielen van overleden soldaten die hier geen rust konden vinden. In het lijkenhuisje op de binnenplaats organiseerde ik nog steeds kunst-activiteiten, zoals de presentatie van de K.U.T.- Courant met zigeunermuziek en performances.

Begin september waren Marijke en ik een weekje in Venetië om daar de Biënnale  te zien. Venetië werd die week geteisterd door een hittegolf. Vandaar dat we vier dagen lang in een strandstoel op het Lido hebben gezeten met een boek, een karaf koele witte wijn en als lunch meloen met Parmezaanse ham.

Marijke zei dat ik het wat kalmer aan moest doen. Zelf had ze haar vrijwilligersactiviteiten op Keunstwurk al lang gestaakt. De sfeer daar stond haar niet aan. Ik had nog een dikke twee jaar voor de boeg. Mijn bloeddruk was te hoog en zij vond dat ik op mijn gezondheid moest letten. Ik vrees dat ik niet geluisterd heb. Het ergste moest nog komen.

Reageren is niet mogelijk.