Radicalisering en de liefde voor de dood

This systematic choice of death is a recent development. The perpetrators of terrorist attacks in France in the 1970s and 1980s, whether or not they had any connection with the Middle East, carefully planned their escapes. Muslim tradition, while it recognises the merits of the martyr who dies in combat, does not prize those who strike out in pursuit of their own deaths, because doing so interferes with God’s will. So, why, for the past 20 years, have terrorists regularly chosen to die? What does it say about contemporary Islamic radicalism? And what does it say about our societies today? The latter question is all the more relevant as this attitude toward death is inextricably linked to the fact that contemporary jihadism, at least in the west – as well as in the Maghreb and in Turkey – is a youth movement that is not only constructed independently of parental religion and culture, but is also rooted in wider youth culture. This aspect of modern-day jihadism is fundamental.

Aldus schrijft Olivier Roy in een interessant artikel genaamd Who are the new jihadis?, dat op 13 april j.l. verscheen in The Guardian. Ik kreeg de link naar dit artikel toegestuurd van iemand die weet dat ik met dit onderwerp bezig ben. Olivier Roy is een internationaal vermaard deskundige op het terrein van het hedendaagse terrorisme. Zijn theorie komt in het kort hier op neer. We hebben niet te maken met de radicalisering van de islam, maar met de islamisering van het radicalisme. Deze nieuwe terroristen zijn vooral jongeren die voortkomen uit een nieuwe jongerencultuur en daarin ontsporen. Ze zijn doorgaans bekend met met drugs, games, merkkleding, rapmuziek en een druk uitgaansleven.

Er bestaat niet één profiel dat dit soort terroristen, maar globaal genomen hebben ze toch de volgende kenmerken. Ze zijn jong en behoren tot de tweede generatie van immigranten. Ze hebben een periode achter de rug van kleine misdaad en gewelddadigheden. Ze hebben meestal geen religieuze scholing, maar wel recentelijk een snel proces van bekering of herbekering doorgemaakt. Vaak zijn ze betrokken in een netwerk van vrienden of een groep verwanten op internet, en niet zozeer in het kader van en moskee. Het omarmen van de religie wordt door hen doorgaans geheim gehouden voor de buitenwacht, maar het gaat niet noodzakelijkerwijs gepaard met het zich overgeven aan religieuze praktijken en rituelen. Er is vooral sprake van de retoriek van een radicale breuk. De vijand is ‘kafir’ en met hem is geen enkel compromis mogelijk. Die vijand kan ook de eigen familie zijn, die ervan beschuldig wordt op een verkeerde manier om te gaan met de islam,

In zo’n situatie komt dan vrij plotseling en onaangekondigd een sprong naar het absolute. De ideologie van IS biedt een adequaat narratief om deze plotselinge drang naar dood en verderf te legitimeren. Het ideaal van IS dus een ‘geleend motief’ dat in deze situatie goed van pas komt. Dat politieke IS-ideaal is ook totaal onrealistisch. Niemand van deze jongeren die daar werkelijk in gelooft. De werkelijke motieven van dit soort jeugdige terroristen zijn louter nihilistisch. Het is een sprong naar de dood. Mohamed Merah, die in 2012 een rabbi en drie kinderen vermoordde bij een Joodse school in Toulouse schreeuwde het beroemde statement van Osama Bin Laden dat sindsdien in allerlei varianten door dit soort terroristen wordt gebruikt: “We love death as you love life.”

Als deze theorie klopt, blijft natuurlijk de vraag bestaan waar deze plotselinge sprong naar de dood vandaan komt. ‘Islamisering van het radicalisme’ betekent dat niet de islam de eerste oorzaak is maar een proces van radicalisering bij een bepaald type jongeren in de hedendaagse westerse samenleving. Wat is er mis met die samenleving? Dat zou dan de eerste vraag moeten zijn.

Veel mensen zullen deze benadering als de omgekeerde wereld zien. Zij verwijzen liever naar de islam die als religie een intrinsiek probleem zou hebben. Maar ook op de tsunami van vluchtelingen die Europa overspoelt en de dreiging van teruggekeerde Syriëgangers. Dat de westerse maatschappij zelf het probleem zou zijn is voor hen ondenkbaar, een gotspe zelfs. En dat terwijl dit soort jeugdige terroristen vaak in Europa geboren en getogen zijn, en niet zelden goed geïntegreerd leken te zijn in een seculiere westerse maatschappij.

Kortom, het gaat om de ‘islamisering van het radicalisme’ en niet om de ‘radicalisering van de islam’. Het is een interessante theorie van Olivier Roy. Toch zit ikzelf iets meer op een ander spoor. Dit soort jongeren krijgen volgens mij te maken met een specifiek probleem. Ik noem het maar even ’de psychische caissonziekte’ door een te snelle ontstijging aan een religieus wereldbeeld met als gevolg een sprong naar het absolute en een totale omkering van waarden. Ze vallen psychisch tussen wal en schip in de kwetsbaarste periode van de identiteitsvorming en maken letterlijk een noodsprong naar de dood.

In feite blijft het format van mijn eigen psychose uit mijn jeugd, waarbij de snelle secularisering binnen mijn eigen milieu een beslissende rol speelde, bepalend voor mijn zienswijze op deze materie. Er is inmiddels behoorlijk wat nieuwe literatuur verschenen en de aanslag in Manchester brengt opnieuw de pennen in beweging. Je hoort zelfs mensen zeggen dat elke poging tot begrip van dit soort gruwelijke wandaden op zich verderfelijk is. Het zou gaan om iets wat per definitie niet te vatten is. Misschien denken deze mensen dat begrijpen de eerste stap is naar vergeven. Zelf denk ik dat een poging tot meer begrip kan bijdragen aan een mogelijk voorkomen van dit soort drama’s in de toekomst.

Eerder heb ik al eens beweerd dat de wereldwijde opkomst van het islamitisch fundamentalisme onlosmakelijk verbonden is met de teloorgang van transcendentie in de westerse beschaving. Ook die opvatting heeft bij menigeen weerstand gewekt. Ooit reageerde iemand als volgt op een artikel van mij op deze site:

‘Meen je nu echt dat IS vooral gemotiveerd wordt door gebrek aan geloof in het westen? De mensen die slachtoffer zijn van hun moordpartijen zijn juist vooral anders-gelovigen, in de eerste plaats mohammedanen zelf. Of zie ik iets over het hoofd? Het is daar in het kalifaat echt weer het oude liedje: menen dat je eigen God beter is dan alle anderen en daaraan het recht ontlenen op moord en doodslag.’

Telkens weer is het alsof de religie zelf de blokkade vormt om überhaupt tot begrip van dit soort fenomenen te komen. Er wordt tegenwoordig al gesproken over ‘religie-stress’. Mensen worden allergisch als ze het woord religie al horen. Alles wat verderfelijk is wordt dan gemakshalve op het conto van de religie geschoven. Zo kom je al gauw op Huntington’s theorie van de botsende beschavingen. De moderne versus de premoderne cultuur, secularisme versus religie. Maar is daarmee het probleem van het hedendaagse terrorisme niet verdonkeremaand?

Het huidige terrorisme is geen product van ‘botsende beschavingen’, maar vooral een gevolg van een dreigende ondergang van de religie, een proces dat zich door het razendsnelle proces van de globalisering mondiaal dreigt te voltrekken. De radicale islam ontstaat uit een angst om weggevaagd te worden. Jessica Stern – een van ‘s werelds belangrijkste onderzoekers van het fenomeen terrorisme – formuleert het als volgt:

‘Het terrorisme waar we nu mee geconfronteerd worden, is niet alleen een reactie op politieke wrok, zoals dat in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gebruikelijk was. Het is een reactie op het ‘Godvormig gat in de moderne cultuur, waarover Sartre heeft geschreven.’

Karen Armstrong komt in haar studie over het moslimfundamentalisme tot een vergelijkbare conclusie. Sartre, die het bestaan erkende van een goddeloos gat in het moderne bewustzijn, stelde dat het desondanks onze plicht is de God, die onze vrijheid loochende, te verwerpen. Zo werd de twintigste eeuw in Europa gaandeweg een goddeloze eeuw.

Er liggen grillige verbanden tussen enerzijds processen als modernisering, secularisering en globalisering en anderzijds de plotselinge verschijning van de terreur als radicale omkering van alle waarden. Onze tijd wordt gekenmerkt door een bijna totale ongevoeligheid of zelfs blindheid voor begrippen als ‘transcendentie’, ‘ziel’ en ‘God’. De teloorgang van transcendentie in de westerse beschaving is een proces, waarin gevoeligheid voor het sacrale, het numineuze, mysterie en symboliek stilaan plaatsmaken voor een fixatie op letterlijkheid, feitelijkheden en functionele rationaliteit. dat proces is zich al enige decennia geruisloos aan het voltrekken.

De ontzetting over een ‘God na Auschwitz’ bestaat niet meer, maar het is een misvatting te denken dat de leemte die God heeft achtergelaten voorgoed is gedicht. Het beeld van een transcendente God past niet meer in onze westerse wereld, of beter gezegd in het wereldbeeld dat in het westen is ontstaan. De vraag is dan natuurlijk: is er dan iets mis met die God, of is er iets mis met dit wereldbeeld? Maar die vraag wordt tegenwoordig zelden of nooit meer gesteld.

Er is een blinde vlek ontstaan voor de kern van de zaak. Dat wil zeggen: voor het herkennen van zin en betekenis in het lijden van de mens. In in laatste instantie voor de betekenis van de dood. Juist daardoor ontstaan problemen die ogenschijnlijk totaal buiten de orde vallen, buiten de wet zelfs, problemen die letterlijk anti-nomisch zijn. Niet voor niets hebben dit soort nieuwe terroristen een lucide motto gekozen, waarin het hele probleem wordt samengevat: “We love death as you love life.”

Reageren is niet mogelijk.