Het leven is wreed, I told you so

(foto: Arjan Hut)

Het is november 2006. Marijke en ik zitten naast elkaar bij de presentatie van de bundel Poëtisch Leeuwarden in het stadhuis van Leeuwarden. Ik mocht ook een eigen gedichtje voordragen dat ik op verzoek van Arjan Hut geschreven had. Arjan Hut was stadsdichter dat jaar en had het gebeuren georganiseerd. Hij moet in de veronderstelling hebben verkeerd dat ik een dichter in de dop was. Ik publiceerde zo af en toe een rijmpje op mijn blog, maar daar bleef het dan ook bij.

Toch werd ik na dit debuut in het stadhuis meerdere malen gevraagd om op te treden bij een dichtersavond in De Bres in Leeuwarden. Men dacht dat ik talent had. Arjan Hut vond zelfs dat ik – na Melvin van Eldik – de meest geschikte kandidaat was om hem als stadsdichter op te volgen (zie hier).  Dat laatste is Leeuwarden gelukkig bespaard gebleven.

Gisteren was ik weer in het stadhuis. Nu voor een vergadering op de kamer van wethouder Henk Deinum. Uit de ramen keek je uit op zowat heel de stad. Het gaat goed met de stad, zo liet Henk trots aan ons weten. De werkloosheid daalt. De industrie trekt aan. Er worden zelfs nieuwe kavels voor industrievestigingen verkocht. En er zijn zo’n tweehonderd start-ups die zich gemeld hebben.

Zou het dan eindelijk eens goed gaan met deze stad die maar geen stad wil worden. Ik keek nog eens om me heen en zag zag twee werken van Koos van der Sloot aan de muur hangen. Breekbare schalen van leeggezogen eieren. Mooi werk, dat wel. Even verderop hing een tiental foto’s van Andries Deinum, de oom van Henk die ooit carrière maakte in Amerika. Mijn gedachten dwaalden af.

In het verleden ben ik hier heel wat keren geweest. Ooit was er een tijd dat de bestuurders van deze stad nog wel eens een kopje koffie met mij wilden drinken, maar ik was daar nooit zo happig op. Toen ik in november 2004 – twee dagen na de moord op Theo van Gogh – Geert Dales mocht interviewen, liet hij een volledige lunch voor mij aanrukken. De ober die deze kam serveren gleed uit over het tapijt, zodat alles op de grond kletterde. Ik had een goede binnenkomer, dat wel.

Ferd Crone nodigde mij een paar jaar geleden uit om eens te komen praten, nadat ik stevige kritiek had geuit op het plan van Leeuwarden om culturele hoofdstad te worden. Ik ben daar toen niet op ingegaan. Later heb ik hem nog eens ‘een brekebeen’ genoemd in mijn blog Ferd Crone, doe wat. Stap op!. Dat moet onze burgervader niet leuk gevonden hebben.

Toen we gisteren weer weggingen uit het stadhuis, stond Ferd toevallig onder aan de trap. Hij gaf ons allemaal keurig een hand. Ook mij, maar hij herkende me niet meer. Of hij deed net of hij me niet meer herkende. Je weet het maar nooit met Ferd. Laatst hoorde ik een vileine grap over hem, die op het stadhuis de ronde doet.

  • ‘Weet je waarom Ferd Crone twee kunstheupen heeft?’
  • ‘Zo kan hij beter naast zijn schoenen lopen.’

Het leven is wreed, I told you so.

Reageren is niet mogelijk.