Uren gaan voorbij

De Engelse beeldhouwer Marc Quinn maakte in 1991 een afgietsel van zijn hoofd met vijf liter van zijn eigen bloed dat in bevroren toestand tentoon werd gesteld. Self heette het beeld. Sindsdien maakt Quinn elke vijf jaar zo’n zelfportret. Uren, dagen, maanden jaren gaan voorbij… en het bloed kruipt waar het niet haan kan. Door het tonen van de stoffelijke kanten van het leven, confronteert hij de toeschouwer met tegenstellingen tussen het fysieke en het spirituele. In zijn vroege werk nam hij vaak zijn eigen lichaam uitgangspunt, met name de binnenkant daarvan.

Deze beelden roepen soms herinneringen aan de middeleeuwse relikwieën van heiligen. Zo wordt in de kathedraal van Napels sinds 497 het hoofd van de heilige St.- Januarius bewaard. Men heeft ook  twee glazen flesjes met gestold bloed van de heilige. Elk jaar wordt dit bloed weer vloeibaar, als het in de nabijheid van het hoofd wordt gebracht. Als het niet vloeibaar wordt, dan staat de stad een rampzalige gebeurtenis te wachten.

Op 16 december wordt er in Napels de jaarlijkse Mis opgedragen ter herdenking van de sterfdag van de heilige. Na een gebed, dat soms wel uren kan duren, moet het wonder geschieden.  Als de reliekhouder door de aartsbisschop heftig wordt heen en weer wordt gezwaaid, is uiteindelijk het vloeien van het bloed duidelijk zien. De hele kerk raakt dan in extase, want Napels is weer voor een calamiteit behoed. In 1980 ging het mis. Het bloed vloeide niet en prompt kreeg Napels te maken met een ramp.

De vuilnis werd maandenlang niet meer opgehaald, zodat de stad bijna bezweek aan een epidemie. Wetenschappers hebben dit wonderlijke fenomeen van het vloeiende bloed tot nog toe nog niet kunnen verklaren. Sommigen beweren dat er sprake moet zijn van thixotropie. Dat is het verschijnsel dat bepaalde mengsels van stoffen plotseling vloeibaar kunnen worden als ze heftig worden geschud. Maar bij bloed is dit nooit eerder waargenomen. Het lijkt iets magisch te zijn, alsof het bloed van St.- Januarius een kracht heeft die de natuur te boven gaat.

Dat soort magische fenomenen waren van oudsher verbonden met stoffelijke lichaamsresten. Alsof de kracht die het universum in beweging brengt ook in de kleinste delen van het menselijk lichaam te vinden zijn. Op zich is dat niet zo’n rare gedachte. Elk mens is uit hetzelfde hout gesneden. De cellen van spieren en zenuwbanen zijn uit dezelfde materie gemaakt als sterrennevels en melkwegstelsel. Het stoffelijk lichaam heeft wellicht een spirituele kracht die niet verloren gaat na de dood, zoals ook het heelal  mogelijk opnieuw explodeert als de hittedood van alle materie is ingetreden. In de binnenkant van ons lichaam schuilt mogelijk het geheim van het universum.

Vandaar ook dat het in de Middeleeuwen streng verboden was om uit nieuwsgierigheid in dode lichamen te gaan snijden. Onze medische kennis is ontstaan door het snijden in lijken. We leven in het land van dokter Tulp, de door Rembrandt vereeuwigde anatoom die al in de zeventiende eeuw dode lichamen opensneed. Dat spektakel riep ook toen al indringende vragen op over de dualiteit van geest en materie. Is het dode lichaam een materiële restant waaruit de ziel geheel is verdwenen, of is het puur een organische constructie van moleculen die door zijn complexiteit de illusie van ‘geest’ voortbrengt?

Wat is de mens? Een zielloos uurwerk van atomen of een goddelijk bezield wezen. Die vraag die aan de basis ligt van de moderne tijd van wetenschap en mechanisering lijkt ook vandaag opnieuw actueel. Dankzij nieuwe technologieën kunnen lichamen van dode mensen tegenwoordig duurzaam en levensecht tentoongesteld worden, niet alleen voor educatieve doeleinden, maar ook in grote exposities voor het brede publiek. Zo krijg je pezen, spierbundels, botten, organen, doorzichtige lichaamsdoorsnedes en volledige lichamen te zien, die door het vernieuwende conserveringsproces zijn getransformeerd tot tentoonstellingsobjecten.

Sommige mensen laten zelfs bij de notaris vastleggen dat hun lichaam na de dood op een dergelijke wijze mag worden ‘opgezet’ en geëxposeerd. Dat soort macabere shows van onze binnenste geheimen  levert telkens weer een publieke discussie op. Ook in de beeldende kunst is deze fascinatie voor het opengesneden of dode lichaam al enige tijd een thema. Misschien wel het belangrijkste kunstwerk van deze tijd is de dode haai die door Damien Hirst op sterk water is gezet. Dit beeld heeft de veelzeggende titel The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living. Dood is dood, we kunnen het niet anders meer voorstellen. Als het bloed ophoudt met stromen is ook de geest voorgoed geweken.

Op 16 december j.l. is het bloed van St.- Januarius in Napels niét gaan vloeien. Mensen in Napels maakten zich grote zorgen. Er zou een derde wereldoorlog op komst zijn. De verkiezing van Donald Trump zou het begin zijn geweest van alle ellende. Het bloed doet het niet meer. Het wonder is gestopt. Maar er waren ook andere berichten. Als we de plaatselijke autoriteiten mogen geloven, hoeven we ons niet druk te maken. Op internet las ik het volgende:

‘Volgens de beheerder van de relikwie van St.- Januarius is er geen reden tot paniek nu het bloed van de Napolitaanse heilige niet is gaan vloeien. Dat is sinds 1980 niet meer gebeurd, meldt persbureau KNA. Drie keer per jaar wachten de Napolitanen enigszins gespannen af of het gestolde bloed van de belangrijkste van hun vijftig stadspatronen gaat vloeien. Dat gebeurt op drie vaste data, daaronder 16 december, de dag waarop Napels zijn patronaatschap viert.’

Kortom, er is nog hoop. En natuurlijk ook geloof en liefde. Uren, dagen, maanden, jaren gaan voorbij… en het bloed kruipt nog altijd waar het niet gaan kan.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)