Fietsen in Amsterdam

Banststaaat

In de Banstraat

Valerius

Eetcafé Valerius, hoek Banstraat Valeriusstraat

kerkhof

Begraafplaats Huis Te Vraag

Nieuwe meer

Aan de oever van het Nieuwe Meer

FullSizeRender(4)

De Hallen in de Kinkerstraat

(foto’s: Renate Mous)

5 Reacties »

  1. André van der Linden

    3 maart 2016 op 09:54

    Tante Marie en ome Jan woonde in de Kinkerstraat, boven een schoenwinkeltje. Ome Jan had een knijpbrilletje en las in dikke folianten. Ook had hij boeken met gekleurde platen. Mijn vader zei dat hij het zwarte schaap van de familie was en in alle landen van de wereld geweest was. Tante Marie had heel lang grijs haar wat meestal in een knotje zat. Met Kerstmis gingen we er eten. Ze had dan echte plumpudding met dubbeltjes erin. Voor allemaal één. Ze hadden ook een bouvier, daar had ik minder prettige herinneringen aan.
    Dan de Nieuwe Meer. Water! Toen ik elf was gingen we van Oud West naar Slotermeer aan de Sloterplas. Vlotje varen en hutten bouwen. Overal lagen grote pijpleidingen voor het opspuiten van zand. Als we over die buizen gingen lopen kwamen we bij de Nieuwe Meer en Schiphol. Bij de Nieuwe Meer huurde we van gespaard zakgeld soms een roeiboot. waar we natuurlijk absoluut niet mee konden varen. Op de een of andere manier slaagde we er toch in om hem weer terug te brengen. Een paar jaar later ging ik met mijn eerste vriendinnetje in gras tussen de bosjes aan de oevers bij het Jaagpad liggen.
    Het speelde ook al door mijn hoofd toen ik decennia later de staande mast route deed!

  2. Huub Mous

    3 maart 2016 op 10:40

    Is het nu ‘de Nieuwe Meer’ of ‘het Nieuwe Meer’? Volgen Wikipedia mag het allebei. Ik denk dat mensen die de omgeving kennen van hun jeugd spreken van ‘de Nieuwe Meer’. Een sjibbolet dus.

    Wonderlijk deze herinneringen. Gisteren was het er totaal stil aan de oever. Slechts twee mensen hebben we daar gezien en verderop een paar loslopende buffels. Zelf heb ik totaal geen herinneringen aan ‘de’ of ‘het Nieuwe Meer’. Maar ik woonde dan ook in Oost en niet in West. Of met Rudyard Kipling te spreken:

    Oh, East is East and West is West, and never the twain shall meet,
    Till Earth and Sky stand presently at God’s great Judgment Seat;
    But there is neither East nor West, Border, nor Breed, nor Birth,
    When two strong men stand face to face, though they come from the ends of the earth!

  3. André van der Linden

    3 maart 2016 op 13:07

    Je hebt gelijk met ‘de’. Maar als elfjarige had ik daar geen boodschap aan en nu ging ik even terug naar het joch dat zijn broertje in gevaar bracht.
    Vier jaar later kocht ik van het geld wat ik verdiend had met mijn krantenwijk een paar ijshockeyschaatsen en fietste vaak naar de Jaap Edenbaan met als gevolg dat ik alle fietsenmakers onderweg regelmatig bezocht om lucht in mijn banden te houden.
    West- oost- west een hele tocht, een andere stad bijna. Volgens google-maps 11 km, 41 minuten fietsen en dan weer terug.

  4. Huub Mous

    3 maart 2016 op 13:25

    Nadat mijn studie Bouwkunde aan de TH in Delft in 1967 volledig in het honderd was gelopen, nam ik via een uitzendburau een baantje aan bij het GAK in de Bos en Lommer buurt. Dat betekende elke dag een half uur met de brommer heen en een half uur terug van Oost naar West en vice versa. Kees Fens kwam 1942 als leerling op het St.-Ignatius College aan de Hobbemakade. Ikzelf kwam daar pas achttien jaar later, maar de ervaring die Kees Fens beschrijft in zijn boek Het geluk van de brug als hij terugkeert naar de buurt van zijn schooljaren, is dezelfde. Hij kwam uit West. Ik kwam uit Oost. Zuid was voor ons beiden een heel andere wereld, al had ik er zelf al zes jaar aan kunnen wennen op de lagere school die ik ook in Zuid doorbracht. Maar de ervaring van terugkeer delen wij. Het is een droomachtige ervaring dat je uit een tijd bent weggetrokken die je telkens weer opnieuw moet beleven. ‘Ik loop hier zomaar.’ Alles is hetzelfde en toch is alles anders. Ik ben anders, dat is het verschil. Ik ben een vreemdeling geworden in mijn eigen buurt, en dat is – zoals Kees Fens terecht opmerkt – een van de meest pijnlijke ervaringen in je leven.

  5. Jan

    3 maart 2016 op 20:58

    Op mijn tiende verjaardag kreeg ik een modelbouw zeilboot, die door een heel serieuze meneer was gebouwd. Na het avondeten mocht ik vaak gaan kijken hoe hij dat deed. Met een figuurzaag zaagde hij de spanten uit in hardhout. In één stuk met twee grote openingen, aan iedere kant één om gewicht uit te sparen. Hij was maanden met de bouw bezig s’ avonds na zijn werk. De lengte van mijn jachtje was ongeveer vijftig centimeter en er stond een mast op van wel een meter hoog. Het had een doorlopende kiel, een aangehangen roer, een dicht dek met een luik er in.
    Dat zeilbootje liet ik dus in het Nieuwe Meer varen aan een nylon draad gekocht in een hengelsport winkel. Ik deed dat vanaf de Oostkant van het meer. Daar was een oever met een laag betonnen vlak waar vanaf ik mijn scheepje goed te water kon laten. Het varen met een draadje was geen echt succes. Daarom ging ik ook vaak naar het van Heutz monument bij het Amsterdams Lyceum. Daar kon het scheepje zonder draadje varen. Maar daar had het weer last van die grote fonteinen.
    Ook huurden wij wel een roeibootje bij Bakker aan het Tjotterspad vlak bij de Amstelveense weg. Dan kon mijn zeilbootje ongestoord in alle vrijheid zeilen. Waar het maar heen wilde.
    Later kreeg ik een grote kano, waar ik met drie vrienden en vriendinnen in kon. Daar heb ik later een zeilkano van gemaakt met zwaardjes en een zeil van een oud laken. Daar maakten we tochten mee tot aan de Westeinder Plas!
    Op de middelbare school kreeg ik een echte grote zeilboot, een soort van 16 kwadraat, waar ik heel goed alleen mee kon zeilen. Een klasgenoot had een Vrijheid en weer een andere had nog een kano. Het gevolg was dat op mooie middagen de halve jongensklas, waar ik in zat, op het Nieuwe Meer te vinden was. Wat hebben wij daar een plezier gehad. Jarenlang. Aldaar heb ik ook mijn seksuele opvoeding genoten, al zeilend.
    In dezelfde jachthaven als mijn zeilboot lag, lag ook de kleine jol, 9 voet, van meneer Draaisma, een hele aardige, kleine, zeventigjarige Friese meneer met een schipperspet op. Zomers als ik wel eens alleen zeilde, ging ik met de lunch naast zijn jolletje liggen met mijn boot, in dat prachtige moerasgebied op de hoek van het Nieuwe Meer en de Ringvaart.

    Na die verschrikkelijk diepe uitgraving van de nieuwe uitbreiding van het Nieuwe Meer had het meer voor mij zijn bekoring verloren. Net zoals trouwens die bodemloos diepe Sloterplas: daar heb ik ook nooit wat aan gevonden. Want met die diepte veranderden de mooie rietkragen aan de oevers in ongenaakbare oevers bestaande uit grote gestapelde basaltstenen.

    Intussen moest ik trouwens meer aandacht geven aan mijn studie en de belevenissen daar rondom. Maar dat is weer een heel ander verhaal.
    De intense zeilpret was voorbij.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)