Een storm uit het paradijs

We leven een tijd die gekenmerkt wordt door ‘de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige’.‘Alles is voortaan altijd en overal voor handen. Vroeger kon je nog wel eens zeggen dat je iets per ongeluk gemist had, maar dat kan niet meer. De technologie van de nieuwe media heeft elke vluchtweg afgesneden. Je kunt de telefoon niet meer uitzetten, want een e-mail komt altijd aan. Alleen lees je het bericht op een ander moment, zoals je ook een uitzending bekijkt op een tijdstip dat het je uitkomt. De media doen aan ‘tijdspreiding’ met het gevolg dat er geen tijd meer resteert waarin niets meer gebeurt. De 24-uurs economie heeft elk uur productief gemaakt. De koopzondag heeft het shoppen tot een eeuwigdurende bezigheid getransformeerd. Alles gebeurt tegelijk, en nooit meer synchroon op één moment. De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige splijt de wereld in een oneindig pluralisme. Er is niet meer één werkelijkheid, maar er zijn voortaan talloze werkelijkheden naast elkaar. De wereld versplintert en wordt één. Dat is de vreemde paradox die de nieuwe media teweeg brengen.

Die ontwikkeling is natuurlijk niet van vandaag. Eigenlijk is alle techniek erop gericht om gelijktijdigheid te creëren. De perfectionering van transportmiddelen streeft naar de gelijktijdigheid van de geografisch ruimte. Eén uur besparing van reistijd tussen twee wereldsteden vereist een miljarden-investering in het spoorwegnet, maar we hebben het er graag voor over. Afstand is tijd en hoe sneller een afstand overbrugd kan worden, hoe gelijktijdiger we overal tegelijk kunnen zijn. Maar met de versnelling van het transport verdwijnt ook de verloren tijd van het reizen. Die verloren reistijd is de prijs voor de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige. ‘Beam me up. Scotty’ van Star Trek is de ultieme droom van de techniek. Er bestaat straks geen afstand meer. Je kunt dan tot in de verste uithoeken van het heelal gelijktijdig opduiken, door je eigen lichaam radiografisch te laten ‘verzenden’ in de ruimte. Aanwezigheid in het hier en nu is slechts een golfpatroon van elementaire deeltjes dat heel goed overgeplaatst kan worden naar elders. Het gevolg is dat er geen pauze meer zal bestaan. Met de ultieme verdwijning van de reistijd zal ook elk moment van rust uit de wereld verwijderd zijn. ‘De wereld gaat aan vlijt ten onder’, zoals Max Dendermonde al in de jaren vijftig voorspelde.

‘Er bestaat een schilderij van Klee dat ‘Angelus Novus’ heet. Daarop staat een engel afgebeeld die eruitziet als stond hij op het punt zich te verwijderen van iets waar hij naar staart. Zijn ogen zijn opengesperd, zijn mond staat open en zijn vleugels zijn uitgespreid. Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Hij heeft het gelaat naar het verleden toegekeerd. Waar voor ons een aaneenschakeling van gebeurtenissen verschijnt, ziet hij één grote catastrofe die onafgebroken puinhoop op puinhoop stapelt en ze hem voor de voeten smijt. Hij zou wel willen stilstaan, de doden wekken en het verpletterde samenvoegen, maar een storm waait uit het paradijs die in zijn vleugels blijft hangen en zo sterk is, dat de engel ze niet meer kan sluiten. De storm drijft hem onstuitbaar de toekomst in, die hij de rug toekeert, terwijl de puinhop vóór hem tot de hemel rijst. Wat wij vooruitgang noemen is dié storm.’

Aldus Walter Benjamin in zijn essay Over het begrip van de geschiedenis (1939). In de moderne tijd zitten we gevangen in een tyfoon van energie die ons meesleurt naar de verte, weg uit het paradijs. De storm van de moderne tijd drijft ons onstuitbaar de toekomst in. De bodem waarop wij leven is uiteen gespleten. Aan de poort van het verlaten paradijs staat een engel die de toekomst de rug toekeert, terwijl de puinhoop vóór hem tot de hemel rijst. Dat is niet zozeer een nieuwe vorm van transcendentie na de dood van God, maar de moderne, stormachtige tijdservaring. Alles stroomt en verdwijnt onder onze ogen. Zo wordt het leven een elektrisch gordijn van energie. Walter Benjamin spreekt van een algemene inflatie van de ervaring, die een verholen verbintenis aan het licht brengt met de oer-geschiedenis van de mensheid.

Het is de moderne gewaarwording van de shock, in de totale overgave aan het heden, omdat iedere directe herinnering aan nabije verleden verdwenen is. De moderne mens is een organisme dat ontworteld is, ontdaan van een geheugen en daardoor op drift geraakt in een zee van eindeloze tijd. Het is het heimwee naar de verbijstering, de emigratie van het bewustzijn, de aanhoudende toestand van een shock. waarmee het verlangen gepaard gaat naar een eeuwig voortbestaan in een tijdloze dood. Het denken van Walter benjamin over tijd en en geschiedenis as bepaald dor de Joodse traditie . Voor de Joden was het van oudsher niet toegestaan om de toekomst te onderzoeken. De Torah and the rabbi’s instrueerden de gelovigen in het heden te leven met de rug naar de toekomst geleerd om zo zich de lessen van de profeten uit het verleden te herinneren. Het beeld van de geschiedeis als een engel die met rug naar de toekomst staat, is in wezen een Joods beeld. Daarmee was voor de Jaden de toekomst biet van zijn magie beroofd. De toekomst was geen lege, homogene tijd, maar, een passage waardoor de Messias voortduren in aantocht was

Het beeld ban de Engel die zijn vleugels spreidt in de storm die afkomstig is uit het paradijs is een pakkende metafoor voor de rampspoed van de moderniteit die zijn brokstukken opstapelt in de puinhopen van de geschiedenis. Eén blik op het wereldnieuws van vandaag jan dat beeld bevestigen. Een belangrijk probleem is de botsing van wereldbeelden. De moderne en de premoderne tijd zijn opnieuw in conflict geraakt in een wereld die snel – wellicht te snel – globaliseert. Wetenschap en religie staan haaks op elkaar langs de geopolitieke grenslijnen van democratisch kapitalisme en islamitisch fundamentalisme. Dat diepingrijpende conflict, dat eigen lijkt aan de 21ste eeuw, kun je in navolging van Fukuyama opvatten als een achterhoedegevecht binnen een hegeliaans proces van vooruitgang, of in navolging van Samuel Huntington als een ‘botsing van beschavingen’ die zich in de nabije toekomst nog wel vaker zal manifesteren, maar in beide benaderingen blijft de kern van de zaak onbesproken. De kern van dit probleem is epistemologisch van aard. Hoe legitimeer je je eigen wereldbeeld? Dat kun je doen op basis van geloof of basis van wetenschap. Sinds de Verlichting hebben wij in het Westen de wetenschap als basis genomen voor de verklaring van de werkelijkheid.

De westerse maatschappij draait op rationele argumenten. Als je een ander wilt overtuigen – of dat nu in de politiek, in de wetenschap, of in het publiek domein is – dan zal je met betere en toetsbare argumenten moeten komen. Geloven in irrationele zaken is toegestaan, maar alleen als individu. Het geloof van het individu mag geen consequenties hebben voor de inrichting van de samenleving of voor de wijze waarop de ander moet leven. Dat is de legitimering van ons maatschappelijk systeem. We geloven collectief in de ratio. Maar – hoe gek het ook klinkt – dat geloof in de ratio is en blijft een geloof, want er is geen rationeel argument te vinden die ons geloof in de ratio ondersteunt. Laat staan dat dit geloof ook morele richtlijnen biedt voor de wijze waarop we moeten handelen. Al met al vinden we het beter zo, maar we kunnen op basis van rationele argumenten niet aantonen dat onze wereld ook noodzakelijkerwijs de beste is.

Precies daar ligt de achilleshiel van het democratisch kapitalisme. Dit systeem is gebaseerd op een paar hele sterke opvattingen, waarin zaken als geloof, religie en irrationaliteit uit het centrum van het systeem zijn verbannen. De premoderne wereldbeelden – zoals de radicale islam dat in feite nog is – heeft dat centrum ingevuld met geloof en irrationaliteit. Tenminste, zo beleven wij dat. Fundamentalistische moslims ervaren precies het tegenovergestelde. Zij zien het Westen als een verworden systeem, waar de ratio te veel het monopolie heeft gekregen, en het geloof uiteindelijk in de gedoogzone van de individuele lifestyle is beland.

Religieus fundamentalisme is in feite ultramodern. Die gedachte heeft Karen Armstrong uitgewerkt in haar boek over fundamentalisme. De moderne wetenschap is ook extreem letterlijk, objectief en factisch en soms bijna iconisch. Metaforen en symbolen zijn in de wetenschap taboe. Maar de extreem letterlijke opvatting van het teken raakt zijn tegendeel in het icoon: ‘les extrêmes se touchent.’ Ook moslims lezen hun heilige boek strikt letterlijk en in feite dus ultramodern. Elk woord van de Koran is één op één een manifestatie van de goddelijke waarheid. Het woord in het heilige boek is als een icoon. De heiligheid van God is letterlijk aanwezig in de representatie van het teken. Beeld en verbeelding vallen volledig samen, al moet je dat natuurlijk wel geloven, want  te bewijzen is het niet.

Wie op rationele wijze wil bewijzen, dat de afbeelding van God in een icoon daadwerkelijk God is, staat met lege handen. Toch is het wezen van de icoon op dat geloof gebaseerd. Dat geloof is onwankelbaar, net zoals moslims ervan overtuigd zijn dat Allah letterlijk spreekt in de Koran. Geen letter is onwaar. In elk vers van de Koran manifesteert zich als het ware ‘de digitale code van Allah’. Vandaar ook dat moslims geen beelden van Allah dulden. Het woord van de Koran is beeld en verbeelding tegelijk. Het is een manifestatie van het goddelijke, die alle beelden niet alleen overbodig maar ook godslasterlijk maakt. Het christendom herkent het beeld van God niet alleen in de Bijbel, maar ook in de mens die eveneens een beeld is van God: de imago dei. Maar in het woord van de Koran slaat God neer als in een blikseminslag. Fundamentalistische moslims ervaren de digitale code van God door het lezen van de Koran, en dat lezen moet op rituele wijze telkens weer herhaald  worden.

Het religieuze ritueel is de herhaling van de buitenkant. Fundamentalisme heeft vooral oog voor deze herhaling van de buitenkant. Voor de letter dus in plaats van de geest. Die buitenkant moet eindeloos herhaald worden. Wonderlijk genoeg leent zich het beeld, dat in de moderne media centraal staat, ook uitstekend voor dit proces van herhaling. Fundamentalistische moslims verspreiden hun boodschap dan ook bij voorkeur via beelden op het internet. Folteringen en onthoofdingen worden talloze malen herhaald. Het zijn schokkende beelden die diep insnijden in het openliggende zenuwstelsel van het wereldwijde web van het internet. Fundamentalistische moslims zijn in feite gek op beelden. Ze zij er ‘letterlijk idolaat’ van, terwijl hun religie juist iconoclastisch is. Ze hanteren dan ook allerlei wonderlijke regels om aan dit gebod te ontsnappen. Gebruikte of tweedehands videobeelden bijvoorbeeld zijn wèl toegestaan. Zelfs het maken van een foto is toegestaan, als er maar geflitst wordt. In dat geval wordt het te fotograferen object van zijn ziel ontdaan en is het puur buitenkant geworden.

Internet is bij uitstek het domein van het beeld, het digitale beeld wel te verstaan. Digitale beelden hebben de neiging zichzelf bijna anoniem te produceren, te vermenigvuldigen en te verspreiden via het open terrein van de moderne communicatiemiddelen. We weten niet waar deze beelden vandaan komen. De oorsprong is onbekend, alsook de onzichtbare digitale ruimte die achter dit beeld verscholen blijft. Die ontoegankelijke ruimte van het digitale beeld heeft iets metafysisch. We kunnen er niet ín. We beschikken niet over de magische pil uit de film The Matrix die alleen de hoofdpersonen de toegang verleent tot de metafysische ruimte achter de digitale wereld. We kunnen ook niet de digitale informatie direct naar de hersenen overhevelen, zoals moslims  de digitale code van Allah uit de Koran kunnen vernemen.

Daarnaast is er met dat digitale beeld in de nieuwe media iets raars aan de hand. In wezen is het digitale beeld premodern. Juist door haar digitale karakter wordt het digitale beeld iconisch en heeft de neiging zich op haast religieuze wijze oneindig te herhalen. Het digitale beeld moet verschijnen in zijn reproductie, die ons niettemin doet geloven dat het beeld samenvalt met zijn digitale oorsprong. Het beeld verbeeldt niet de oorsprong, maar valt daarmee samen en wordt dus als een icoon. Het goddelijke van het beeld is zijn eeuwige herhaling. Juist omdat het beeld in de hedendaagse media zijn aura definitief verliest, ontstaat een nieuwe religieuze dimensie, dat wil zeggen: ‘de suggestie van een verte in het nabije.’ Daarmee wordt de theorie van Walter Benjamin over ‘het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid’ totaal omgekeerd. De digitale kopie is een eeuwig icoon, dat wil zeggen, een ‘universeel origineel’ aan het worden. De oneindige reproductie is de nieuwe manifestatie van het goddelijke in een proces van eeuwige wederkeer. Daarom hoort de fundamentalistische islam thuis in de wereld van de digitale media. Radicale moslims voelen zich op internet als een vis in het water en het laatste wat een vis ontdekt is het water waarin hij zwemt.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)