Het mysterie in een wereld van materie

Basiliek

Zo had de basiliek in Heiloo er uit gezien, als de de crisis in de jaren dertig niet had toegeslagen. Heiloo was uitgegroeid tot een nieuw Lourdes dat pelgrims had getrokken uit alle uithoeken van de wereld. De architect Jan Stuyt (1868-1934) tekende voor het ontwerp. Hij heeft veel roomse kerken ontworpen in Nederland, zoals de Gerardus Majella en de Agneskerk in Amsterdam, twee kerken waar ik als kind vaak ben geweest. Als student kunstgeschiedenis heb ik de Agneskerk nog eens helemaal moeten opmeten. Het Rijke Roomse Leven heeft heel wat prachtige kerken nagelaten in Nederland. De meeste daarvan hebben inmiddels een andere bestemming gekregen. Sommige, zoals deze in Heiloo, zijn nooit gerealiseerd.

Vorig jaar heb ik de eerste week van december in Heiloo doorgebracht en daar ook het genadeoord bezocht, dat voor Gerard Reve veel betekend heeft. Ik wilde alle plekken bezoeken die Reve als pelgrim heeft bezocht. Zo kwam ik in Lourdes, Fatima, Montserrat, Kevelaer, Banneux, Lisieux en uiteindelijk in Heiloo. Morgen –  zondag 8 december – wordt er feest gevierd bij de Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo. Het is dan exact 300 jaar geleden dat hier het mirakel van de Runxput plaatsvond. Tegelijkertijd – maar dat is toeval – vindt dan in Blauwhuis de grote Reve-herdenking plaats (zie hier), waar ik mijn boek mag presenteren Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering.

‘Als je in Lourdes niet geneest, genees je nergens. O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo, die heeft mij uit de drank gehaald, en O.L. Vrouw van Kevelaer uit de Melancholie. En O.L. Vrouw van Lourdes heeft mij genezen van mijn angst voor het leven. Ik ben nergens meer bang voor, en dat is ook wat waard.’ (Brieven aan Simon C., 1982).

Jarenlang was Reve in een gevecht gewikkeld met zichzelf om van de fles af te komen. Deze zucht naar drank was vanaf 1962 geleidelijk aan komen opzetten. Bij een bezoek aan de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo – zo schrijft hij in Moeder en Zoon – vraagt hij aan Maria om hem van de drank af te helpen en belooft zich te bekeren als dat is gelukt. Als hij zich dan uiteindelijk bekeert, blijft de alcohol hem achtervolgen. Perioden van hevige opwinding worden afgewisseld met zware depressies. Het overmatig drankgebruik leidt tot mentale toestanden die grenzen aan een delirium. Tot vijf keer toe krijgt hij ook daadwerkelijk een delirium. Het proces van Reve’s bekering was letterlijk een proces van op weg maar het einde. Het was de dood of de gladiolen. Katholiek worden of ten ondergaan in de drank. Alleen Maria zou hem nog kunnen redden, zo moet hij vaak hebben gedacht.‘DOOR MARIA TOT JEZUS’, zo stond het ook te lezen, hoog in de blinde gevel van de kapel van Onze Lieve Vrouwe ter Nood in Heiloo.

Zijn doopkaars, zo liet Reve in 1967 weten in een brief aan Kees Trimbos, zou hij niet in Fatima ontsteken. Dat dit uiteindelijk in Heiloo zou gebeuren, wist hij toen nog niet. Kennelijk was het spektakel van Fatima hem te gortig geweest. Het zou een aan Maria gewijde kerk moeten zijn, ‘maar liefst een simpele, die romantisch, vervallen en schemerig is.’ Aan die eisen zou het genadeoord van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo in alle opzichten voldoen. De verkitsching van het Rijke Roomse Leven was voor hem nooit een hinderpaal, eerder een meerwaarde. Meerdere malen herhaalde hij het argument dat voor zijn bekering van beslissend belang was geweest:  ‘Het moeten wel zeer geldige waarheden van het hart zijn, die deze verkitsching kunnen doorstaan.’

In zijn boek Moeder En Zoon (1980) doet Gerard Reve verslag van zijn eigen bekeringsproces, dat duidelijk anders is dan het bekeringsproces van Augustinus, zoals verwoord in de Confessiones. Reve richt zijn geloofsbelijdenis niet tot God, zoals Augustinus dat had gedaan, maar direct tot de lezer. Daarmee voegde hij zich in de moderne traditie van Jean-Jacques Rousseau die de Confessiones van Augustinus voor het eerst had gebruikt als een model voor een psychologisch zelfonderzoek, waarin primair aan de lezer verantwoording wordt afgelegd, en niet aan een onbepaalde God buiten tekst en wereld. Het belangrijkste verschil tussen Moeder En Zoon en de Confessiones ligt in de breuk tussen lichaam en geest. Reve komt niet tot inkeer vanuit een paulinisch zondebesef, het afzien van lichamelijke lust en begeerten. Integendeel, het boek Moeder En Zoon vermengt de geschiedenis van zijn bekering voortdurend met de geschiedenis van zijn seksualiteit.

De lezer krijgt inzage in het ontstaan van zijn seksuele obsessies en fantasieën. Reve komt niet tot inkeer ondanks de lust, maar integendeel: door de lust. De beroemde scène waar hij zich tweemaal aftrekt voor het Mariabeeld van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo is exemplarisch voor deze vermenging van lichamelijke lust en verlangen naar goddelijke liefde. De bekering heeft op het eerste gezicht veel weg van een genezing van een psychiatrische patiënt. Verkeerde ook Augustinus bij zijn bekering in een in een psychische crisis? Vond Augustinus in God uiteindelijk de hulp die geen psychiater hem kon bieden, om de simpele reden dat psychiaters in zijn tijd nog niet bestonden? Zo rijst de vraag of de bekering van Reve soms een wonderbaarlijke genezing is geweest van een psychische ziekte. Reve wist zijn psychiaters altijd heel goed te vinden als het nodig was. Maar God? Waar was God tussen pillen en therapie? Waar was het mysterie in een wereld van materie?

DAGSLUITING

Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.


Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)