Onderweg in een overgangstijd

Onderstaande tekst verscheen aanvankelijk onder de kop Katholieke Illustratie.  In vier jaar tijd kreeg ik er 63 reacties op. Ik heb ze maar verwijderd, want anders dan veel mensen denken, ben ik geen verzamelaar van oude jaargangen van de Katholieke Illustratie. Mijn weblog is ook geen marktplaats. Het verhaal ging eigenlijk ook niet zozeer over de Katholieke Illustratie, als wel over de teloorgang van de katholieke media. 

*

Onlangs heb ik twee ingebonden jaargangen (1955, 1956) van De Katholieke Illustratie op de kop kunnen tikken. Ze waren niet goedkoop – 25 Euro per stuk – maar ik vond het ’t geld meer dan waard. Als ik in deze dikke boekwerken in gemarmerde kaften zit te bladeren, word ik bevangen door een gevoel van verwondering gemengd met melancholie. Vroeger thuis lazen wij de Katholieke Illustratie. Ik kan me nog goed herinneren dat ik als vijfjarig kind met een blauw kleurpotlood alle foto’s van de Watersnoodramp van 1953 heb ingekleurd, waarbij ik met mijn potlood niet altijd tussen de lijntjes van het beeld was gebleven. Ik vond dat zelf geen punt – het wassende water trad immers ook buiten zijn oevers – maar mijn oudste zus was zeer ontstemd, want ze had deze speciale ramp-editie haar leven lang willen bewaren. De Katholieke Illustratie werd bij ons thuis letterlijk stuk gelezen. Vooral de fotoreportages vonden veel aftrek. Het was een tijd dat in de krant in beeldend opzicht nog niet zoveel te bieden had, om over een tv-journaal maar te zwijgen.

De Katholieke Illustratie was zoiets als het Polygoonjournaal, maar dan bij op papier bij je thuis. Je miste alleen de stem van Philip Bloemendaal, maar die verzon je er als kind zelf wel bij. Je zag foto’s van de arme kindjes in Afrika, maar ook reportages over hoe het Witte Huis er uitzag of het Rode Plein in Moskou, of anders wel een beeldverslag van de zegenrijke vorderingen van de missie op Nieuw Guinea, waar nog koppensnellers waren en de missionarissen dus heel gevaarlijk werk deden. Elke zomer, als ik bij mijn drie ongetrouwde tantes logeerde, verdiepte ik mij in oude jaargangen van de Katholieke illustratie. Zij hadden alle jaargangen sinds 1938. Het was een groot Huis in het Gelderse Huissen, een klein, wat achterlijk dorp aan de rivier onder de rook van Arnhem. Boven op de grote zolder, waar ook de hele uitleen-inventaris van het  Wit-Gele Kruis stond opgeslagen – tante Door was de lokale wijkzuster – stond de kast met oude jaargangen. Daar in het halfduister kon ik als kind uren wegdromen. Plaatjes kijken is altijd mijn belangrijkste liefhebberij geweest. Later heb ik er zelfs mijn vak van gemaakt.

Eind jaren vijftig logeerde ik zelfs de hele grote vakantie in Huissen. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe mijn ouders zoiets ooit hebben kunnen doen. Een kind tussen zijn tiende en twaalfde jaar laat je toch niet zes weken lang helemaal alleen logeren bij drie bejaarde dames in een verlaten dorp waar niets te beleven viel. Vorige week was mijn oudste zus op bezoek. Ze is zestien jaar ouder dan ik. Zij vertelde mij dat mijn gedwongen vakantie-verblijven destijds in the middle of nowhere een praktische reden hebben gehad. Mijn jongste zuster moest in 1958 en 1959 twee zware hersenoperaties ondergaan. Ik werd uit huis geplaatst, omdat mijn moeder in die tijd de handen vol had. Vreemd genoeg had ik dit verband zelf nooit gelegd. Ik heb me eigenlijk ook nooit verveeld daar in Huissen. Ik kon mezelf als kind altijd uitstekend vermaken. Bovendien bood de Katholieke Illustratie een prachtig hulpmiddel om elk schemerend gevoel van verveling in de kiem te smoren.

Onlangs vond ik op de uitgebreide boekenafdeling van de Leeuwarder Kringloopwinkel de jubileumuitgave van de Katholieke Illustratie. Dit extra-dikke nummer is verschenen op 10 december 1966. Het blad bestond toen maar liefst honderd jaar. De inhoud straalt een en al trots uit, alsof de katholieke emancipatie na een eeuw Rijk Rooms leven op zijn hoogtepunt was beland. Tal van kleurenfoto’s van bisschoppen en kardinalen passeren de revue. Zelfs Paus Paulus VI had een speciale felicitatie geschreven met een stempel van het Vaticaan. En verder artikelen van Godfried Bomans en Anton van Duinkerken, een reportage het veranderende Spanje in de nadagen van Franco, een reeks foto’s van Cape Kennedy en een groot artikel over het leven en sterven van Bisschop Bekkers van Den Bosch, die op 9 mei van dat jaar na een kort ziekbed was overleden. Ik kan me dat nog goed herinneren. omdat op de dag daarvoor, op 8 mei 1966, mijn vader overleed.

‘Onderweg in een overgangstijd’ zo heet het artikel. De titel had niet beter gekozen kunnen worden. Het was dan weliswaar een jubileumnummer, dat het eeuwfeest van dit roemruchte gezinsblad markeerde, maar de tijden waren snel aan het veranderen. Het jaar daarvoor had de Volkskrant het predicaat ‘rooms-katholiek’ van zijn voorpagina verwijderd. Niemand kon op dat moment vermoeden dat de Katholieke Illustratie het jaar na de zelfbewuste jubileumuitgave geheel van het toneel zou verdwijnen. In het Ten Geleide schreef hoofdredacteur Albert Welling onder de kop ‘Blik vooruit’ het volgende:

‘Het begint stiller te worden in het wereldje van bladen die zich uitdrukkelijk katholiek 
noemen. Het schijnt dat dit predikaat – ik heb er nog “herentoneel” voor gespeeld, omdat “gemengd” en “r.k.” niet samengingen – nauwelijks meer aan
spreekt. Sommigen voelen het zelfs als een last en dus wordt het – openlijk of 
tersluiks – weggelaten. De Katholieke Illustratie zal dit voorbeeld niet volgen. Ook na een eeuw menen 
wij dat de lezers recht hebben op een duidelijk herkenbaar kijkschrift, dat juist 
door die herkenbaarheid voor honderdduizenden katholieken van betekenis kan zijn. (..) Ik bedoel eigenlijk gewoon dat wij ons voor de toekomst zullen inspireren op paus Johannes XXIII. Een rustig man, die alle noden omvatte, die erover sprak op een wijze die ons door merg en been is 
gedrongen en die toch – ondanks de verwoestende last van zijn verantwoordelijkheid – nooit uit zijn ogen die twinkeling verloor, waarmee hij wellicht meer 
vrede heeft gesticht dan in tien encyclieken kan worden uitgeschreven.’

Het heeft allemaal niet zo mogen zijn. Het jaar daarop fuseerde de uitgever van de Katholieke Illustratie, De Spaarnestad, ook uitgever van het gezinsweekblad Panorama en Libelle, met de De Geïllustreerde Pers, die onder meer Margriet en Revu uitgaf. Beide uitgeverijen gingen later op in de VNU (bron: Wikipedia). Het katholieke karakter van de Katholieke illustratie was al op de achtergrond geraakt en in 1968 werd het blad definitief opgeheven. Het einde van de katholieke emancipatie was een feit in het jaar waarin de verzuiling in Nederland definitief ten grave werd gedragen. De overgang van Katholieke Illustratie naar Nieuwe Revu was kenmerkend voor het ingrijpend proces van secularisering dat ons land in zijn greep had gekregen.

Deze gebeurtenissen vielen samen met de snelle teloorgang van het katholicisme in Nederland. De progressieve geest van Bisschop Bekkers en paus Johannes XXIII had in de tweede helft van de jaren zestig definitief plaatsgemaakt voor het kille dictaat van twee uiterst reactionaire pauselijke encyclieken, in 1967 over het celibaat (Sacerdotalis Caelibatus ) en in 1968 over de geboorteregeling (Humanae Vitae). De kortstondige katholieke renaissance in Nederland ging hiermee ten onder. Een aantal omstreden Vaticaanse benoemingen van uiterst reactionaire bisschoppen in het begin van de jaren zeventig deed de rest. De katholieke kerken liepen leeg, er werden nauwelijks meer priesters gewijd, de seminaries kwijnden weg  en het ene na het andere klooster zou uiteindelijk worden verkocht.

Onlangs las ik het tweede deel van de autobiografie van Hans Küng Omstreden waarheid gelezen dat gaat over de periode na het Tweede Vaticaanse Concilie. Het is 690 pagina’s fascinerende lectuur. Eens temeer verbaasde ik mij over fascistoïde wijze waarop het Vaticaan alle hervormingen van Vaticanum II na 1965, in nog geen paar jaar tijd in heel Europa – maar vooral in Nederland – van bovenaf consequent heeft teruggedraaid. Het Kremlin was er niets bij, met dit verschil dat de dictatoriale macht van het Vaticaan nog altijd ongebroken is. De geharnaste massakerk, onfeilbaar vanuit Rome bestuurd, is een historisch fenomeen dat gelijk oploopt met de opkomst en de bloei van de totalitaire systemen van links en rechts. Dit machtsbolwerk van het Vaticaan, dat vanaf de Romantiek in de negentiende eeuw is opgetrokken als reactie op het oprukkende materialisme en het positivisme van de wetenschap, toont anno 2008 – in tegenstelling tot fascisme en communisme – nog geen enkel spoor van verval. ‘Pensiamo in secoli‘ (Wij denken in eeuwen), zo denkt men in Rome.

Via dit weblog kwam ik weer in contact met Paul Welling. Paul was een jaargenoot van mij op het Sint Ignatiuscollege van 1960 tot 1966. Zijn vader Albert Welling was de bovengenoemde laatste hoofdredacteur de Katholieke Illustratie (en de eerste van de Nieuwe Revu). Een andere jaargenoot van Paul en mij was Berendjan van den Boomen. Berandjan was de zoon van Gerard van den Boomen, destijds hoofdredacteur van de Nieuwe Linie, het andere katholieke weekblad dat nog tot in de jaren zeventig als links opinieblad is blijven voortbestaan. Paul en Berendjan voerden destijds wel eens een felle discussie over de vraag wiens vader het beste katholieke blad maakte, zo liet Paul mij weten: ‘Beide vaders hebben als journalist veel last gehad van de druk om hun blad economisch rendabel te maken. Ze wilden een goed blad maken, verkoopcijfers interesseerden ze niet te veel.’ Het was vechten tegen de bierkaai. Het Rijke Roomse Leven hield onder onze ogen plotseling op te bestaan.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)