Modernisme en katholicisme

De tijd van het christendom is voorgoed voorbij. Van een herformulering van christelijke waarden is geen sprake. We hebben geen religieuze termen meer nodig om de mens te kunnen beschrijven. In vergelijking met het christendom is de seculiere tijd, waarin wij leven, een ketterij en geen seculiere voortzetting van het christendom. Maar is dat wel zo?  Is er niet eerder sprake van continuïteit in plaats van een plotselinge breuk. Leeft het christendom niet voort in andere gedaanten? Die vraag heb ik me in de afgelopen jaren vaak gesteld. Het is een vraag die nauw verweven is met mijn belangstelling voor religie in het algemeen en secularisering in het bijzonder. Het verdwijnen van de religie uit de Nederlandse samenleving is geen rechtlijnig proces geweest. Integendeel. Dit proces verliep langs grillige lijnen en is in veel opzichten moeilijk te vatten. Wat niet past in de theorie wordt al gauw over het hoofd gezien. Zo is bij alle aandacht, die het modernisme vandaag krijgt, het katholieke modernisme van na de oorlog wonderlijk genoeg voor menigeen achter de horizon verdwenen. Die verdwenen utopie kwam niet alleen tot uiting in de progressieve stromingen van de naoorlogse theologie die zijn bekroning vonden in het aggiornamento van Paus Johannes XXIII, maar vooral ook in een groot verlangen naar vernieuwing dat de Nederlandse katholieken in de jaren zestig aan de dag hebben gelegd.

In die jaren toonde het Nederlandse katholicisme een elan, enthousiasme, intensiteit en zelfvertrouwen, dat deze jaren duidelijk onderscheidt zowel van wat daarvoor als van wat daarna kwam. Dat de ‘uitvaart van de katholieke zuil’ zich korte tijd later voltrok, vooral door het conflict tussen de radicale geloofsvernieuwing in Nederland en het centrale gezag in Rome, is een ander verhaal. Nederland werd seculier in een tijd dat het modernisme zijn hoogtepunt beleefde. Maar ook het modernisme zou weldra zijn eigen uitvaart beleven. De tijd van utopie en vooruitgang maakte plaats voor een tijd van ironie en heimwee. Het modernisme nam afscheid. Het postmodernisme stond voor de deur.

Het voortbestaan van de transcendentie in een seculiere tijd, dat is mijn onderwerp. Ik ben geïnteresseerd in de relatie tussen religie en modernisme, omdat vaak wordt gedacht dat de religie verdwijnt waar het modernisme oprukt. Wat in deze zogeheten seculariseringsthese aan de orde is, is een verouderd begrip van religie, omdat religie hierbij wordt opgevat als een heteronomie, iets dat buiten de menselijke ervaring staat. Heteronome religie is monotheïstisch, zeker in het jodendom, christendom en de islam. In de heteronome opvatting van religie staat God geheel los van het bewustzijn. Die heteronome religie verdwijnt inderdaad naarmate het modernisme oprukt. Maar zo geredeneerd verdwijnt ook de gedachte dat het modernisme zelf een nieuwe, seculiere  gedaante van de religie is geweest.

Eergisteren ben ik begonnen met het lezen van het boek Verlangen naar vernieuwing, Nederlands katholicisme 1953-2003 van Maarten van den Bos. Het is een dissertatie die onlangs in boekvorm is verschenen. Hoe kon in de jaren zestig het katholicisme in Nederland zo snel de aftocht blazen. Historici en sociologen spreken van een ‘raadselachtig verdwijnen’ (Rooden) of ‘het grote demasqué van het Nederlandse katholicisme’ (Kossmann), maar een afdoende verklaring is er vanuit deze disciplines tot nog toe niet aangedragen. Dat is ook het vertrekpunt van Maarten van den Bos. ‘Een nieuwe samenvattende theorie die de oude secularisatiethese kan vervangen is nog niet voorhanden,’ zo stelt hij.  De vraag schuift op van ‘ Hoe verdween de religie?’ naar: ‘Wat is religie eigenlijk en wie bepaalt dat waar en wanneer?’.

Zo komt Van den Bos tot conclusies die op zich zelf niet opzienbarend zijn. De ‘vernieuwingsfurie’ van de jaren zestig kwam niet zomaar uit de lucht vallen, want in de jaren vijftig was er al een progressieve katholieke elite in Nederland die zich beijverde om de gelovigen een andere houding bij te brengen. Het Nederlandse episcopaat heeft deze vernieuwingsbeweging eind jaren vijftig omarmd en zo werden de bisschoppen – juist door hun progressieve houding – wonderlijk genoeg medeschuldig aan de grote leegloop van de kerken de jaren zestig. Er kwam een grote boedelscheiding tot stand tussen enerzijds een als ouderwets bestempelde geloofsbeleving die op gewoonten en rituelen was gebaseerd, en anderzijds een nieuwe houding waarin de traditie werd verwaarloosd en de kern van het geloof ten onderging in een permanente maatschappelijke discussie.

Dit proces heb ik in de afgelopen jaren ook op dit weblog uitvoerig beschreven, niet allen vanuit mijn eigen ervaringen, maar ook op basis van mijn analyses van het werk van Gerard Reve. In de komende dagen wil ik opnieuw aandacht besteden aan dit thema dat mij in hoge mate fascineert. Hierbij zal ik het boek van Maarten van den Bos als vertrekpunt nemen. Maar laat ik bij het begin beginnen. Dat wil zeggen: bij de jaren van het interbellum, toen er ook sprake was van een progressief katholiek reveil, dat zich in tegenstelling tot de verniewingsdrang van de jaren zestig niet afkeerde van de traditie, maar juist zijn inspiratie vond in de mystieke geloofsbeleving van de middeleeuwen. Het debat, dat hiermee annex was, heeft niet alleen zijn sporen nagelaten in het discours over kunst en literatuur, maar ook in het grote conflict tussen de twee mastodonten uit die dagen: Menno ter Braak en Anton van Duinkerken.

‘Alle literatuur heeft een ambivalent karakter, in zoverre als het enerzijds 
steeds een maatschappelijke kracht is, met al zijn vezels gebonden aan de sociale situatie, maar anderzijds voortdurend streeft naar verduurzaming, naar het loskomen uit de 
actualiteit. Deze ambivalentie t.o.v. de maatschappij weerspiegelt zich in het tegelijk 
sociale (communicatieve) èn esoterische (rituele) karakter van vooral het poëtische taalgebruik. Misschien dat men de tegenstelling zelfs op een paradox in de christelijke beschaving kan terugvoeren, die zich op ander terrein uit in de verschillen tussen katholieke en 
protestante theologie: ‘vorm’ tegenover ‘inhoud’, de ‘werken’ tegenover de persoonlijke geloofsintensiteit. Ik vrees echter dat een zo algemeen perspectief ons te dicht bij 
de sterren en te ver van de literatuur zou voeren, al zou het evidente anti-katholicisme 
van Ter Braak en Du Perron, en daartegenover het broederlijk samengaan van Binnendijk en Engelman, en ook de katholiserende neigingen van Marsman in zijn esthetische 
periode, ons even kunnen verleiden tot verder uitspinnen van deze terloopse gedachte.’

Aldus J.J. Oversteegen in zijn boek Vorm of Vent (1969). Het is niet meer dan een terloopse opmerking in een voetnoot van het laatste hoofdstuk, en toch zou deze gedachte een nadere uitwerking hebben verdiend. Hoe protestant was de beweging van Forum, die zo de nadruk legde op de authentieke persoon van de schrijver en alles wat met de autonomie van de vorm van doen had in de ban deed. Menno ter Braak als steile calvinist tegenover Anton van Duinkerken als barokke katholiek. Gerard Reve heeft ooit beweerd dat er in de Nederlandse literatuur geen romantisch decadente traditie bestaat. Je zou daar aan toe kunnen voegen, dat ook het katholicisme sinds de aanvallen van Ter Braak en Du Perron geen voet aan wal meer heeft gekregen in de Nederlandse literatuur. Ook Oversteegen zelf neemt Anton van Duinkerken achteraf bezien niet echt serieus. De belangstelling van Ter Braak voor de persoonlijkheid was volgens Van Duinkerken een belangstelling voor de waarheid. Waar Oversteegen dan zuinigjes aan toevoegt: ‘Het klinkt niet zo zonderling als Van Duinkerken vermoedde, minder in ieder geval dan menig andere opmerking van hem over zijn trouwe tegenstander.’

Anton Van Duinkerken is misschien wel de meest vergeten schrijver van Nederland. Hij was dichter, hoogleraar, cultuurhistoricus, katholiek en doorbraak-socialist, daarnaast een uitmuntend redenaar, een groot improvisator en een Bourgondisch levensgenieter met een ontstellend grote eruditie. Met recht wordt hij wel de laatste in de rij der katholieke emancipatoren genoemd. Samen met zijn vriend Godfried Bomans, met wie hij een zekere ‘Roomse hang naar het absurde’ deelde, behoorde hij tot de belangrijkste katholieke schrijvers van de vorige eeuw. In de jaren dertig ergerde hij zich aan Menno Ter Braak die hem verweet vals te spelen.

Ter Braak noemde Van Duinkerken ‘een keisteenvereerder’, zinspelend op de rots van Petrus, waarop de roomse Kerk was gebouwd. Maar hij zou ook ‘onbetrouwbaar’ zijn en ‘achterbaks, ‘iemand die het liegen niet laten kan’. Het diepgewortelde vooroordeel tegenover het dubieuze karakter rooms-katholieken vindt voor een groot deel zijn oorsprong in de jarenlange polemiek tussen Ter Braak en Van Duinkerken. Ter Braak vertrouwde dat orthodoxe geloof van Van Duinkerken niet. Een mens met zijn intelligentie moest toch beter weten. Dat wil zeggen, hij moest weten dat er geen God bestaat. Maar ongeloof was voor van Duinkerken niet iets om trots op te zijn. Roemen op je ongeloof stond voor hem gelijk aan trots zijn dat je niet piano kunt spelen. Geloven was voor hem een vorm van kunst.

Ook Gerard Reve heeft herhaaldelijk gewezen op de overeenkomst tussen literatuur en het katholieke geloof. In zijn essay Zelf Schrijver worden (1986), waarin Reve een universitaire proeve van bekwaamheid aflegt in de kunst van het roomse redeneren, stelt hij zichzelf een aantal vragen over het verband tussen literatuur en katholicisme.  Hij doet dat op een schoolse manier, als ging het om een catechismus. ‘Wat is de opdracht van de religie?’ zo vraagt Reve zich af. ‘De opdracht van de religie is de duiding van de werkelijkheid, wat niet wil zeggen dat zij die werkelijkheid weergeeft, verklaart of ontraadselt. Vraag twee: waarin zijn alle religies één? Elke religie is artistiek, dat wil zeggen heeft een bij haar niveau behorende artistieke pretentie.’ Evenals literatuur  heeft het katholicisme volgens Reve niet veel met waarheid van doen: ‘De kerkelijke voorschriften betekenen de facto niets, en de jure betekenen ze slechts dat de R.-K. Kerk een bepaald ideaal mensbeeld en een bepaald ideaal Godsbeeld niet wenst prijs te geven, en dat valt in haar te prijzen.’

Elders zegt hij het nog duidelijker: ‘Het katholicisme is een geloof van tegenstrijdigheden.’ Alleen al over de aard van het bestaan, dat zich achter de dood schuil houdt, bestaan er volgens Reve binnen het katholicisme van oudsher drie verschillende voorstellingen die elkaar met vernietigende kracht tegenspreken, maar waar zelfs de kerkvaders en concilies gedurende vele eeuwen geen aanstoot aan namen. Die tegenstellingen werden volledig geaccepteerd, omdat – zo stelt Reve letterlijk: ‘de duisterheid, dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid in zichzelve van de verwoording de kenmerken van elke openbaring zijn, die de religieuze mens, wonderlijk niet als storend treffen. Deze schijnt intuïtief te beseffen dat de verwoording verwijst naar een waarheid, die nooit en te nimmer verwoordbaar kan zijn, en dat de letterlijke inhoud van die verwoording wel een functie heeft, maar niet iets is dat men, tegen de rede in zoude moeten geloven.’

Dat is een opvatting die haaks staat op het betoog van Ter Braak, voor wie literatuur juist alles moest zijn wat de religie in zijn ogen niet was. Ter Braak bestreed de religie in het algemeen en het katholicisme in het bijzonder, en vooral ook de wollige taal van de levensbeschouwing die in de literatuur was ingedaald. Toch is het de vraag in hoeverre zijn ‘afscheid van domineesland’ inderdaad een afscheid geweest. Ter Braak kwam zelf uit en familie van dominees en zijn denken droeg er de sporen van. In dat opzicht was hij het toonbeeld van de nuchtere Nederlander, die eerder protestant is dan katholiek. Het steile calvinisme met zijn nadruk zuiverheid en echtheid is ook terug te vinden in de kunst van Mondriaan. Er loopt een rechte lijn van de kale kerkinterieurs van Saenredam naar de hermetische esthetica van De Stijl. Maar Ter Braak moest juist niets van vormen hebben die een eigen werkelijkheid opzochten. En toch, evenals De Stijl was Forum Nederlands in optima forma, dat wil zeggen: nuchter, eerlijk en waarheidlievend.

Waarheidsdrift en ontmaskering van schijn en schoonheid stonden bij Ter Braak centraal. Literatuur was primair communicatie, een uitdrukking van een authentieke levenshouding die in de persoon van de schrijver zijn oorsprong had. En toch, veel van waar Ter Braak tegen ten strijde trok, zou je als typisch katholiek kunnen bestempelen: het estheticisme van het l’art pour l’art, literatuur als een schuilkerk voor religie en levensbeschouwing, het rituele karakter van de literaire taal, het opium der vormen, de bombast van grote woorden, de hang naar het onpersoonlijke, het irrationele en onbewuste. Dat alles, daar ging het niet om. Het ging alleen om de persoon. Alleen een uitzonderlijk mens kon een uitzonderlijk schrijver zijn. Achteraf kun je je afvragen of het debat over ‘vorm’ of ‘vent’ destijds niet ontsporing was, een botsing van twee extreme standpunten, die bepaald niet bevorderlijk is geweest voor de Nederlandse literatuur. Een orthodox waarheidsethos nam de plaats in van de wollige poëtica van het estheticisme.

Ook Oversteegen komt in zijn boek Vorm of vent tot een genuanceerde conclusie. Het extreme standpunt van Ter Braak en zijn Forum-companen deed onrecht aan wat literatuur in feite is. Literatuur heeft altijd met de vorm te maken, met iets in de taal zelf, wat een ritueel of bijna sacraal karakter heeft, met bewustzijnsinhouden die alleen op literaire wijze in taal kunnen worden uitgedrukt. Literatuur is vorm en daarmee voor een belangrijke gedeelte ook schijn. Die waarheid had Ter Braak juist bij de door hem zo bewonderde Nietzsche kunnen terugvinden: ‘Man ist um den Preis Künstler, dass man Das, was alle Nichtkünstler ‘Form’ nennen, als Inhalt, als ‘die Sache selbst’ empfindet.’

En trouwens wat is waarheid? Juist Nietzsche heeft als geen ander het dubieuze karakter van de waarheid zelf ontmaskerd. In zijn briljante beschouwing Over waarheid en leugen in buiten-morele zin (1873) schrijft Nietzsche: ‘Wat is waarheid dus? Een mobiel leger metaforen, metonymia, antropomorfismen, kortom, een som van menselijke relaties die op poëtische of retorische wijze zijn verheven, overgedragen en opgesierd, en die een volk na lang gebruik als vaststaand, canoniek en bindend voorkomen: waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat ze illusies zijn, metaforen die versleten zijn en letterlijk krachteloos zijn geworden, munten die hun beeltenis hebben verloren en nu als metaal, niet meer als munten in aanmerking komen.’

Als je die woorden van Nietzsche goed beschouwt, dan kom je eerder bij Reve terecht, dan bij Ter Braak. Eerder bij een katholiek, dan bij een protestant, eerder bij een kunstenaar dan bij een nihilist. Zou het zo kunnen zijn dat protestanten een afkeer hebben van alles wat Romantiek van doen heeft? In het verzet tegen moderniteit en vooruitgang had het katholicisme al vroeg in de negentiende eeuw een verbond gesloten met de Romantiek. Joseph von Eichendorff heeft de hele Romantiek ooit willen verklaren vanuit het dominante motief van het protestante heimwee naar het katholicisme. Maar ook de Barok met zijn hang naar het theatrale en zijn woekering van vormen was in wezen katholiek. Alles wat anti-modern is verbindt zich moeiteloos met het katholicisme. Maar in dat verbond ligt ook een basale kritiek op het modernisme besloten.

Vandaar wellicht dat ook in het postmodernisme eerder het katholieke dan het protestantse kern te herkennen valt. Als een periode, waarin de stijl op zichzelf een probleem werd, had het postmodernisme veel op met de Barok, met zijn hang naar de allegorie, een theatrale apotheose, een zich spiegelend hemelgewelf en het melancholisch besef van verdwijnende vergezichten. Evenals de Barok was het postmodernisme in diepste wezen een fase van rouw om een verdwenen samenhang, een eindeloos proces van recycling van fragmenten en brokstukken. Katholicisme en kunst hebben veel met elkaar gemeen, al was het maar de liefde voor de schijn, die bij de protestante noordeling nooit echt in de genen is ingedaald.

1 Reactie »

  1. » Au Dieu Inconnu

    7 november 2014 op 22:14

    […] ook: Modernisme en katholicisme – De verlate katholieke revolte – Een kompas voor deze tijd – Liefde in […]

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)