De heilzame waanzin van Lourdes

Vijftig jaar geleden, in 1962, kwam ik voor het eerst in Lourdes. Daarna ben ik er nog twee keer geweest, in 1963 en 1965. Al de jaren daarna was Lourdes voor mij een begrip uit een ver verleden. Tot vorige week. Ik was er weer, vier dagen lang, en tot mijn stomme verbazing is er helemaal niets veranderd. De tijd heeft hier letterlijk stilgestaan. Normaal geeft dat een aangenaam gevoel, alsof er nog dingen zijn in de wereld die overleven in de maalstroom van de moderniteit. Maar in Lourdes is dat niet het geval. Hier heeft de stilstand van de tijd iets beklemmends. Alsof de menigte, die ‘s avonds de Mariaprocessie loopt, niet uit mensen bestaat maar uit zombies. Een halve eeuw is aan hen voorbijgegaan. Ze dolen hier rond als levende doden.

Ze zingen het Ave Maria in alle talen en bij elk refrein steken zij de brandende kaars, die tegen de wind is afgedekt met een soort papieren lantaarn, allemaal tegelijk in de lucht. Dat alles ter ere van de Moeder van God, wier verlichte beeltenis als een heidense oergodin wordt rondgedragen over de Esplanade. Vijftig jaar geleden raakte ik als jongen diep onder de indruk van dit gebeuren. Ik schreef er een opstel over, dat met een tien werd bekroond door mijnheer Slijpen, mijn leraar Nederlands op het Ignatiuscollege. Nu werd ik  er niet goed van. Het leek wel een processie van psychiatrische patiënten op wie collectief lobotomie is gepleegd. One flew over the cuckoo’s nest in Lourdes. En de enige gek die ontsnapte was ik.

Onze reisleider vertelde het verhaal van een mevrouw die elk jaar de bedevaart naar Lourdes maakt. Ze is ooit in een psychose geraakt en daar nooit helemaal van opgeknapt. Alleen in Lourdes vindt haar geest jaarlijks de rust die zij nergens anders kan vinden. Misschien wel omdat de contouren van haar eigen waanzin voor even in het niet vallen tegen de achtergrond van deze collectieve gekte die de tijd heeft overleefd. Maar misschien is er toch ook iets anders aan de hand. De grens tussen gekte en gezond verstand vervaagt in Lourdes. Wie weet zit er method in madness. Ziekte maakt hier juist gezond. Dat is de heilzame waanzin van Lourdes.

Wie door dit oerwoud van roomse superstitiën weet heen te kijken, moet toch ook erkennen dat hier een oud ritueel heeft standgehouden dat allesbehalve gewelddadig is. Ze slaan elkaar niet de hersens in, dat moet je deze bedevaartgangers nageven.  Integendeel. Het katholicisme, met al zijn primitieve restanten van het middeleeuwse volksgeloof, is vóór alles een religie van het mededogen. Mensen die nergens gehoor meer vinden voor wat hen overkomen is, vinden hier een ruimte voor hun diepste stem. Lourdes biedt troost voor de hopelozen. Waar vind je dat nog in onze doorgefokte verzorgingsstaat. We hebben voor alles een medicijn, behalve voor de wanhoop.

Die collectieve aandacht voor de uitzichtloze ziekte levert ongemakkelijke taferelen op. De zieken worden rondgezeuld in karretjes. Moeders laten zich rondrijden met een kind op schoot dat geestelijk gehandicapt is. Er lopen honderden ziekenverzorgers rond, gekleed in met middeleeuws gewaad van de Orde der Tempeliers. (Was Anders Breivik daar ook niet lid van? ) De aandacht voor ziekte en gebrek overschrijdt in Lourdes de grens van het obscene. En dan hebben we het nog niet eens over die overkill aan religieuze merchandising. Lourdes is niet alleen de negentiende-eeuwse voorloper van de voyeuristische emotiecultuur van vandaag, maar ook het walhalla van de reli-kitsch. Hier kan geen John de Mol tegenop.

De spektakelmaatschappij moet anderhalve eeuw geleden in Lourdes zijn bedacht. Alles wat daarna kwam is namaak van deze namaak. Lourdes is kitsch in het kwadraat en daardoor echter dan echt. Telkens weer ontspringt hier de oudste bron van de religie, zelfs – en misschien wel bij uitstek – in zijn meest valse gedaante. Lourdes is veel meer dan opium van het volk, zoals Marx de religie bestempelde. Dit geestverruimende wondermiddel neemt niet alleen de pijn weg uit het lichaam, maar het belooft ook genezing voor de ziel, zo niet in dit tranendal op aarde, dan toch zeker in het hiernamaals. En het is zoals de oude Reve zei: ‘ Waar hebben we het aan verdiend?’

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)