Cultuur & functionele rationaliteit

Met verbijstering volg ik de laatste weken de ontwikkelingen bij Ajax. Dit conflict gaat niet meer over voetbal, maar over de ondergang van het voetbal. Door verscheidene commentatoren en columnisten is al gewezen op de iconische waarde van dit conflict. Het creatieve talent botst hier op de uitwassen van de managementcultuur. Voetbal is niet maakbaar door een beursgenoteerde onderneming met zijn planningsstrategieën. Voetbal is afhankelijk van bezieling, flow, charisma, instinct, de geniale inval, het pure talent, kortom: de kwaliteit in optima forma. Dat alles wordt door Cruyff gepersonifieerd. De hoofdrolspelers van de tegenpartij zijn de managers, de dorknopers en de regelneven die alleen denken in termen in geld, macht en planning. Het is het creatieve genie van David versus de Goliath-moloch van de vermeende maakbaarheid. In die zin is het conflict bij Ajax een symptoom van de malaise van deze tijd.

In feite is het een conflict dat de socioloog Karl Mannheim (1893-1947) al vóór de Tweede Wereldoorlog heeft zien opdoemen. Mannheim maakte een onderscheid tussen functionele en substantiële rationaliteit. Functionele rationaliteit is gericht op middelen en op doelen en staat voor het vermogen om zo 
te handelen dat een vooropgesteld doel zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. Deze rationaliteit ligt aan de basis van de planningsmethodiek van de manager. Substantiële rationaliteit 
daarentegen is het vermogen om op basis van eigen inzicht, talent en ervaring in samenhangen te denken en te handelen.

Het domein van markt en commercie wordt beheerst door de functionele rationaliteit. Deze extreem doelmatige manier van denken kan idealiter alleen in bedwang worden gehouden door de substantiële rationaliteit, waarbij ook andere overwegingen een rol kunnen spelen, overwegingen die worden aangereikt door kunst, religie, traditie, ideologie en beschaving. Het probleem van onze tijd is dat de functionele rationaliteit onvoldoende tegenwicht krijgt van de substantiële rationaliteit. Sterker nog, cultuur  – van oudsher het domein bij uitstek van de substantiële rationaliteit  – valt zelf ten pooi aan de functionele rationaliteit. Daarvan zien we nu op allerlei terreinen de kwalijke gevolgen: casinokapitalisme, economische crisis, vervanging van vriendschappen door netwerken en weldra de ondergang van Ajax.

De 
dreigende teloorgang van Ajax vormt niet alleen een teken aan de wand als het gaat om de instrumentalisering van de sport. Ook de culturele sector kan een paar wijze 
lessen leren uit deze zorgelijke ontwikkeling die zijn uiteindelijke oorzaak vindt in een 
fundamentele miskenning van de substantiële rationaliteit. Evenals de sport is de cultuur allang geen softe sector meer, maar een bedrijfstak met 
grote economische belangen. In deze branche gaat niet alleen veel geld om, maar is ook 
veel geld commercieel te genereren. De zogeheten instrumentalisering van het cultuurbeleid heeft sinds de jaren tachtig een hoge vlucht genomen.

De overheid wil tegenwoordig iets met cultuur. Zowel het leefklimaat van de burger, het investeringsklimaat 
voor het bedrijfsleven en het imago van een stad of regio zijn direct bij cultuur gebaat. Kunst en bedrijfsleven vinden elkaar dan 
ook steeds meer, niet alleen in de groeiende sponsormarkt en nieuwe vormen van 
’private public partnership’, maar ook op beleidsniveau door een toenemende bundeling 
van culturele en economische belangen. In zo’n utilitair klimaat, waarin waarden stilaan 
worden overwoekerd door functie, immateriële zaken ‘een product’ gaan heten, en elke 
koppeling met de commercie op termijn gouden bergen belooft, dient voor een stad of regio vroeg of laat de 
verleiding zich aan om culturele hoofdstad van Europa te worden.

Ook in Friesland zijn op terrein van de cultuur tendensen te bespeuren die sterke gelijkenis vertonen met wat zich momenteel bij   Ajax afspeelt. 
Juist op het terrein van de cultuur schijnt de lokroep van de functionele rationaliteit zich sterker te doen gelden 
dan elders. Cultuur wordt nu opeens door bestuurders als het middel bij uitstek beschouwd om een stad of regio op de kaart te zetten. Maar het kwaad zit dieper. Ook de legitimering van het cultuurbeleid valt ten prooi aan het stellen van economische targets. In vrijwel elke cultuurnota wordt tegenwoordig voorrang gegeven aan deze 
instrumentele benadering van kunst en cultuur. Cultuur moet, want het is goed. Het 
snijdt immers pijlen uit al het hout.

Maar is de functionele rationaliteit ook altijd goed voor de cultuur zelf? Dit wondermiddel lijkt vooral tot de verbeelding te spreken van pragmatische bestuurders, die doorgaans niet al te sterk zijn 
belast met inhoudelijke ‘feeling voor cultuur’. Anders gezegd: bestuurlijke bobo’s die in 
één keer hun slag willen slaan. ‘Cultuur is niet mijn ding’, zei burgemeester Crone vorige week toen hij de kandidaatstelling van zijn stad als culturele hoofdstad van Europa wilde verdedigen. Dit is in feite een ontsporing van de functionele rationaliteit op het terrein van de cultuur. Zo’n instrumentele benadering van de cultuur gaat van nature een relatie aan met kunstuitingen die een sterk consumptief karakter hebben. Daar is op zich zelf 
niets tegen, maar een al te sterke fixatie op bezoekerscijfers en seizoensrendement kan 
ten koste gaan van kunstuitingen die een kleinschalig, experimenteel, of zelfs weer
spanning karakter hebben en noodgedwongen zijn aangewezen op behoedzaam overheidsbeleid en kwetsbare voorzieningen.

Wie geen gevoel heeft voor de aard van zijn product en overspannen verwachtingen 
koestert ten aanzien van de markt, krijgt meestal al gauw dollartekens in zijn ogen. 
Ongemerkt worden dan op steeds grotere schaal dwarsverbindingen gelegd, die in theorie een succesformule zijn, maar in praktijk niet blijken te werken. Met grootschalige publieksmanifestaties wil 
Friesland zich in de nabije toekomst zich in Europa zichtbaar 
maken. Hoe breder het perspectief, hoe groter de verleiding om het cultuurbeleid 
in dienst te stellen van het economisch belang, dat lang niet altijd spoort met de kwalitatieve en inhoudelijke belangen 
van de kunstenveld zelf. In zo’n klimaat ontstaan de snelle succesformules met 
weinig risico en veel publiek.

Ook Fryslân 2018 draagt wat 
al te opzichtig de signatuur van de functionele rationaliteit. Op het 
eind van onderneming weet niemand meer hoe het met de eigentijdse cultuur in 
deze provincie is gesteld. Nog afgezien van de vraag of het grote publiek straks nog wel 
komt opdagen bij een spektakel waar vooral de commercie baat bij lijkt te hebben. Wat aan de top bij Ajax zichtbaar wordt, speelt zich ook aan het voeteneind in Friesland af. Ook voor de managers bij Ajax is voetbal niet ‘hun ding’. Fryslân 2018 spreekt de taal van de manager, maar niet de taal van de kunst. De vlag van de economie wordt in top gehesen, maar de verbeelding is ver te zoeken. Een kunstenaar zal zich drie keer bedenken om achter zo’n vaandel aan te lopen.
.

1 Reactie »

  1. Mick van der Linden

    9 augustus 2015 op 17:49

    Goed stuk zeg!

    Sommigen weten niet direct, zoals ik, wat het verschil is tussen substantiële en instrumentele/functionele rationaliteit. Het is en blijft een hot item. Het romantische leventje dat we allemaal willen, wordt door een aantal getallen onderdrukt in haar essentie. (Voetbal)kunst is daar een prachtig voorbeeld van, waar er vroeger ruimte was voor talent en vernuft, daar is nu plaatsgemaakt voor een netwerk van winstbeogende ondernemingen. Het bakken van potten kost veel tijd, maar een hele goeie pottenbakker heeft kans van slagen, zul je zeggen. Nope, er moet een productielijn worden ingezet om genoeg potten te bakken en te verkopen. Het gaat tegenwoordig niet meer om het kunstwerk, maar om het resultaat hierna. Geld. Kunst wordt, zoals jij het zegt, utilitair en hierbij worden hele andere doelen nagestreefd dan de kunstenaar bedoelt. Wanneer is een kunstwerk waardevol; als de kunstenaar het zegt, als de bezichtiger het zegt, als de klant het zegt of als de handelaar het zegt? Dat is volgens mij de doorn in het oog. Het waardevolle van kunst is niet meer die van de eenzame uitgeschilderde van Gogh, maar een socialmediareclame.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)